Voer ‘trapist golden years’ eens in bij Google Images, en u zal begrijpen waarom het haast een onbegonnen zaak is om info bij elkaar te verzamelen over dit vanuit Wenen opererende trio. Dat deze derde plaat acht jaar na Ballroom komt zal er natuurlijk ook iets mee te maken hebben, al wordt snel duidelijk dat er eigenlijk niet zo veel veranderd is in die tijd.
Percussionist Martin Brandlmayr is ondanks heel wat interessante samenwerkingen vooral bekend van Radian, een band waarmee hij rock en elektronica op soms cerebrale, maar altijd fascinerende manier bij elkaar brengt. Gitarist Martin Siewert, die al werkte met Ken Vandermark, Mats Gustafsson en het Kammerflimmer Kollektief, voegde zich onlangs ook bij die band. Derde man is bassist Joe Williamson, ook bekend van het Tobias Delius Quartet.
Je zou kunnen zeggen dat Trapist in het verlengde ligt van Radian, maar dan met nog veel sterker de nadruk op geduldig ontvouwende klanklandschappen die met een waanzinnig geduld en oog voor detail ingekleurd worden. Zet dit op als achtergrondmuziek en je zal de indruk krijgen dat iemand klikt op ‘play’ en veertig minuten machinale en menselijke willekeur laat horen, maar dan zou je voorbijgaan aan de organische manier waarop hier wordt gespeeld met texturen en resonanties, en de vanzelfsprekende manier waarop structuur en improvisatie samengebracht worden.
Doet dit het ene moment soms wat denken aan een verder uitgebeend Tortoise, dan wordt iets later het terrein van de abstracte soundscape opgezocht, met een diffuse wisselwerking waarbij het soms onduidelijk is wat je hoort: akoestische of elektronische muziek, met cleane gitaren die aangevuld worden met ratelende en kletterende percussie, golvende ruis en gestreken bas. Zo is opener “The Gun That’s Hanging On The Kitchen Wall” meteen goed voor een geconcentreerde luistersessie waarbij klanken rustig kunnen verflauwen en ruimte en stilte een essentiële rol toebedeeld krijgen.
Het is dan ook opmerkelijk dat je je plots bevindt in een wereld die best wel heftig kan zijn is en flirt met noise, ondanks die subtiele elektronische insteek. De ongrijpbaarheid van grootstadsmuziek, maar dan met een openheid en ruimte die rechtstreeks uit de barre landschapsfotografie komt. Trapist staat nog steeds synoniem voor opduikende en vervagende ideeën en zorgvuldig tegenover elkaar geplaatste kleurschakeringen. In “The Spoke And The Horse” duiken er folkachtige elementen op in het gitaarspel, al gaan ze soms ongemerkt op in de bij elkaar gekletterde percussie en zingende bas.
In “Walk These Hills Lightly” duiken even een vibrafoon en piano op, maar die worden slechts zo spaarzaam gebruikt dat je je bijna gaat afvragen of het wel de moeite leende om ze überhaupt van stal te halen. Dan zou je natuurlijk wel voorbijgaan aan het detailspel dat centraal staat en de fijnzinnige interactie tussen de akoestische gitaar en de zacht pulserende bas. De zuchtende en fluisterende golven en stoorzenders op de achtergrond gaan naadloos op in het minimalistische geheel.
The Golden Years is een album geworden dat intense concentratie afdwingt, zowel bij de muzikant als bij de luisteraar. Het mist misschien de impact die het trio ooit had met debuutplaat Highway My Friend (2002), maar biedt opnieuw een intrigerend hoofdstuk om in te verdwalen uit de boeiende Weense underground.