Soms staat medelijden een objectief oordeel in de weg. Dirk Tanghe moest om De Meeuw te maken uit een heel diep gat kruipen. Dat de voorstelling er staat, is dus al een prestatie op zich. Desalniettemin staat ze een beetje wankel.
Dirk Tanghes biografie leest als een roetsjbaan van een leven. Na zijn gloriejaren bij NTG en KVS, leidt hij twaalf jaar lang het Utrechtse De Paardenkathedraal met wisselend succes. Het leiden wordt langzaam een lijden: de combinatie van drank en depressie loopt uit op Tanghes ontslag en het begin van een duistere periode. Hij keert terug naar Vlaanderen, maar zijn nieuwe Publiekstoneel stuit op verontwaardigd verzet — alle theater is toch publiekstoneel! — en sterft een stille dood. Tanghe zelf lijkt ook van het toneel te verdwijnen, de strijd met zijn demonen laait opnieuw op. Tot Het Paleis hem uitnodigt om een voorstelling te komen maken. Tanghe kiest voor De Meeuw.
In Tsjechovs De Meeuw strijdt de jonge schrijver Kostja verbeten tegen een oudere generatie die zijn nieuwe theatervormen als ridicuul bestempelt. Een gevecht tegen onbegrip waarin Tanghe zichzelf ongetwijfeld herkent. Kostja neemt het op tegen zijn moeder Arkadina, zelf een actrice op haar retour, de gevestigde schrijver Trigorin en de bekrompen visies van de gezapige dokter en de kneuterige schoolmeester, kortom het plaatselijke plebs. Aanvankelijk heeft hij nog de steun van zijn geliefde Nina, maar zij valt ten prooi aan de lokroep van de roem. Ze wil actrice worden, maar komt er bekaaid van af. De breuk tussen haar en Kostja is onvermijdelijk, de dromen van de jongeman sneuvelen een voor een.
De Meeuw staat bol van het toneel op toneel. Iets waar Tanghe zich maar al te graag in wentelt: hij maakt er zelfs toneel op toneel op toneel van. Het Russische landgoed, het archetypische decor voor een Tsjechov, wordt in een vervallen pracht nagebouwd, maar zonder te verbergen dat het gaat om decor. Het geheel heeft alles van een filmset: de muren lijken van karton, grote spots staan opgesteld op statieven, microfoon en camera staan klaar. De camerarail op de vloer van het voortoneel maakt het plaatje van een gesloten filmset helemaal af. De acteurs zijn aanwezig, maar alleen weten ze niet dat deze film lang geleden al opgenomen is. De camera loopt niet meer, de rail wordt in de hele voorstelling niet gebruikt. Het verval van de theaterelite die krampachtig vasthoudt aan vroeger wordt zo kracht bijgezet. De Paleisbezoeker die bij een eerste blik op het decor een multimediaspektakel verwacht, is eraan voor de moeite.
Deze opvoering van De Meeuw is immers behoorlijk klassiek. In feite is er weinig verschil tussen de brave, publieksvriendelijke voorstellingen van het door het Vlaamse theaterestablishment weinig serieus genomen Theater Aan De Stroom (mea culpa!) en deze Meeuw. Dankzij de sprankelende humor in de eerste bedrijven, mede vormgegeven door een bijzonder vurige Katelijne Verbeke, verloopt het eerste deel nog wel vlot. Maar tijdens de scènes met minder actie merk je dat het geheel wat langdradig is en dat er best wel in de tekst had mogen worden gesnoeid.
Echt mis gaat het in deze voorstelling nooit, maar het wankelt wel hier en daar. Zo laat Tanghe zien dat hij zijn visuele fort nog niet is verloren: de terugkeer van Nina als verziekte actrice is prachtig. Uiterlijk lijkt ze meer en meer op Kostja’s moeder, maar innerlijk is ze een meisje gebleven. Zonder haar vroegere geliefde aan te raken, zoekt haar schaduw die van hem op de muur. Van schaduw tot schaduw wordt een kus gedeeld, er is een sprankeltje hoop voor de liefde. Maar andere beelden zijn dan weer te gratuit: grote windmachines en rondvliegende pluimen, niets meer dan weinigzeggende schoonheid.
Dirk Tanghes De Meeuw had potentieel, maar lijkt niet helemaal tot ontplooiing te zijn gekomen. Een aantal ideeën werd te weinig uitgewerkt, een aantal personages komt niet voldoende uit de verf en het geheel is te braaf, te klassiek. Vreemd eigenlijk: in een voorstelling over de clash tussen ouderwets en modern theater kiest Tanghe de kant van de jonge vernieuwer, maar uit zijn regie spreekt de kant van de traditie. Maar laat ons, in het licht van zijn biografie, hopen dat De Meeuw voor Dirk Tanghe slechts een eerste voorzichtige stap is richting zijn persoonlijke herstel, met de hoop op een nieuw gouden tijdperk.