Voor Glen Baxter (68) is het moment aangebroken om achterom te kijken. Met Colonel Baxter’s Dutch Safari vieren de Britse tekenaar en De Harmonie de drieëndertigste verjaardag van Baxters debuut, dat in 1979 bij de Amsterdamse uitgeverij verscheen.
Na zijn schrijf- en tekenstijl geperfectioneerd te hebben in Amerika en later in thuisland Groot-Brittannië, werd Baxter tijdens een tentoonstelling in Covent Garden opgemerkt door De Harmonie. Er volgde een expo in Amsterdam en later ook het boek Atlas, een collectie tekeningen waarin hij al meteen zijn eigengereide kijk op de mens tentoonspreidde. Sindsdien ging het Baxter voor de wind. Zijn werk werd over de hele wereld geëxposeerd en gepubliceerd in tal van boeken en magazines, waaronder The Observer, Vogue en The New Yorker. De meeste Vlamingen kennen hem waarschijnlijk door de cartoons van zijn hand die jaren geleden wekelijks verschenen in Humo.
Glen Baxter heeft een sterke band met de Lage Landen. Vooral zijn liefde voor Nederland heeft hij nooit onder stoelen of banken gestoken. Een aantal Nederlandse thema’s zijn een terugkerend element in de lange rij clichés die hij opvoert in zijn werk. Op vraag van De Harmonie dook de kunstenaar in zijn archieven, selecteerde hij zijn beste door onze noorderburen geïnspireerde cartoons, en publiceert hij die nu onder de titel Colonel Baxter’s Dutch Safari. Passeren de revue: maatjesharing, kaasbollen, tulpen, Mondriaan, Rietveld… Het dunne boekwerkje bevat 21 tekeningen en evenveel Delfts-blauwachtige miniatuurtjes. Een best zuinige bloemlezing dus, die onterecht een magere oogst na meer dan 33 jaar hard labeur doet vermoeden.
Op zijn website geeft Baxter al grappend aan dat hij geboren werd in “Leeds, a tiny suburb of Belgium”. Waar de man op doelt, is zijn grote fascinatie voor René Magritte. Het is vooral het alomtegenwoordige meta-aspect in het werk van Baxter dat zijn voorliefde voor de Brusselaar verraadt. Vaak duiken (verwijzingen naar) kunstwerken op in zijn tekeningen; soms in hun ware gedaante, maar even vaak ontdaan van hun eigenheid en omgetoverd tot een gebruiksvoorwerp. Elke tekening verwijst zowel stilistisch als wat betreft de afgebeelde situaties naar de ietwat gekunstelde, niet al te virtuoos weergegeven actiehelden in de illustraties uit de jongensboeken die tijdens zijn jeugd zo populair waren: cowboys, schooljongens, detectives… voor de gelegenheid in dit boekje uitgebreid met erwtensoep slurpende boeren op klompen.
Baxters aanpak mag dan misschien niet passen in Bretons ideaal van l’écriture automatique — daarvoor is zijn werk te zeer gericht op humor en daardoor ook enigszins verklarend — maar met verschillende exponenten van het surrealisme heeft Baxter wel de ietwat absurdistische plaatsing van de elementen in de compositie gemeen. Eenvoudig gezegd: je zal al wel eens een paard door een museum zien galopperen in een van zijn tekeningen. Het is echter pas door de combinatie van woord en beeld dat Baxters verfijnde absurdisme ontaardt in door bevreemding veroorzaakte en typisch Britse droge humor. Personages laat hij steevast botsen met intellectualistische bijschriften waarin verwezen wordt naar kunst(kritiek), literatuur en filosofie. Typerend is een cartoon waarin de ene cowboy de andere onder schot houdt. De tekst luidt: “‘Just bring that Malevich down real easy, pardner!’, advised the curator”. De onder schot gehouden cowboy houdt uiteraard niets anders dan een zwart vierkant omhoog. De grote interesse voor de vooroorlogse abstractie — in interviews beweert Baxter vooral aangegrepen te zijn door de doorheen de strakke lijnen zichtbare menselijkheid — uit zich in Colonel Baxter’s Dutch Safari in de grote aanwezigheid van grappen over de kunstenaars van De Stijl. Mondriaans worden doorkliefd door klompendragers, becommentarieerd door gewapende cowboys en vormen in museale context een afschrikwekkend leger van geometrische abstractie. Ook de minder bekende Van Doesburg krijgt een vermelding in een cartoon met twee cowboys die drie dagen lang het museum te paard hebben afgezocht, op zoek naar het ontbrekende werk van de Nederlandse schilder.
Deze verzameling Nederlandse cartoons bevat zonder twijfel enkele zeer rake prenten. Het zijn vooral de minder typerende Baxters, een minderheid in deze selectie, die onze voorkeur wegdragen, zoals de cartoon waarin iemand zichzelf met de post verstuurt om met vakantie te kunnen gaan. Het boekje legt echter ook een zwakte bloot. Dat Baxter zichzelf stilistisch en thematisch beperkt, vormt niet het minste probleem; de beschikbaarheid over een ontoereikend grappenarsenaal wel. Al te vaak worden ideeën gerecycleerd. Rietvelds Rood-blauwe stoel bijvoorbeeld wordt uitentreuren herhaald in allerlei vormen: een kruiwagen, een muizenval, een elektrische stoel, een bidet… Wanneer op het einde ook nog een schommelstoelvariant opduikt, geraakt het motief stilaan uitgeput Het lijken ons overbodige grapjes naast de meest geslaagde Rietveldcartoon in dit boek: twee paarden met roodblauwe zadels staan geparkeerd voor een saloon. Het bijschrift: “The situation looked serious. The Rietveld Gang was back in town”.
Door de onevenwichtige en uitermate beperkte keuze kunnen we Colonel Baxter’s Dutch Safari moeilijk tot Baxters beste werk rekenen, maar het is zeker voor zijn Nederlandse fans een leuk extraatje.