Door het wegvallen van Ornette Coleman op de affiche moet de 77-jarige Zuid-Afrikaanse pianist Abdullah Ibrahim enkel nog Toots (90) voor zich dulden in het veteranenlijstje. Bij die generatie is de productiviteit en energie doorgaans niet meer wat ze geweest iss, al heb je er kerels tussen zitten die toch laten horen dat ze ook in hun oude dagen nog in staat zijn tot knappe dingen. Of het concert van Ibrahim & Ekaya in Middelheim gaat leiden tot een concert dat even sterk was als dat van Shorter (een jaar ouder) in Gent betwijfelen we, maar het zou wel eens mooi kunnen worden.
De negen composities op Sotho Blue, waarvan de grote meerderheid al eerder op Ibrahims platen verscheen, gaan er immers allemaal in als zoete koek. Van de vurigheid van een handvol oudere platen is hier geen sprake meer. Hoewel Ibrahim (die voor zijn bekering tot de Islam in 1968 als Dollar Brand door het leven ging) nooit de man van het grote gebaar was of speelde met de genregrenzen zoals zijn legendarische, freejazz spelende landgenoten van The Blue Notes (die net als hem het land ontvluchtten in de vroege jaren zestig), durfde hij soms uitpakken met krachtige statements. Hier kiest hij eerder voor de omfloerste aanpak, via charmante arrangementen die net zozeer zijn begeleiders als hemzelf ten goede komen.
In het op een sensuele baslijn dobberende “Calypso Minor” wordt meteen gewerkt aan een losse groove, waarbij vooral de souplesse van het septet centraal staat. Dit draait niet om pocherig heen-en-weer-gekets of een hypercomplex parcours, maar ongecompliceerd samenspel en het uitbuiten van die gemoedelijke stijl en sound. Wel valt meteen op dat de combinatie van altsax (Cleave Guyton), tenorsax (Keith Loftis), baritonsax (Jason Marshall) en Andrae Murchison (trombone), een bezetting die een weerspiegeling is van het oorspronkelijke Ekaya-album uit 1983, heel erg rijk en fris kan klinken.
Dat is ook het geval in het lyrischer titelnummer, waarin ook een hoofdrol weggelegd is voor Guyton op dwarsfluit. Nog serener gaat het er aan toe in “Abide”, het korte solostuk waarin Ibrahim voor het eerst het laken naar zich toe trekt. Het laat een knappe, pure stijl horen, lyrisch zonder te vervallen in klefheid. Iets later op de plaat wordt dat echter wat problematischer, want het even compacte en door piano op gang getrokken “The Mountain”, neigt wel heel erg sterk naar de slaapkamersoul van volk als The Delphonics, wat ook een beetje geldt voor afsluiter “Joan Capetown Flower (Emerald Bay)”.
Nochtans: voor elk moment waarop de band misschien net iets te gesuikerd aan de slag gaat, zijn er ook een paar passages waarvan je de lijzige sentimentaliteit wel zal appreciëren. Het door de blazers aan de gang gewentelde “Nisa” baadt in een elegante balzaalambiance die de hoogdagen van Ibrahims mentor Duke Ellington oproept, en bevat op de koop toe een lekker sappige solo van Marshall. Wat erop volgt is het voorspelbare rondje solo’s, al wordt zo ongedwongen en goed gedaan dat je vooral de mooie kant van de medaille onthoudt. Even geslaagd is “The Wedding”, waarin de blazers, die het terrein voor zich krijgen, zo knap verweven zijn dat het even lijkt op een outtake van de klassieke Ellingtonplaat van het World Saxophone Quartet.
“Glass Enclosure” is de enige cover (van Bud Powell) en is ook het enige stuk dat een beetje er uit steekt, met een breder reliëf en afwisseling tussen opvallend gebruik van ruimte/stilte en expressief spel van de blazerssectie. Een statig hoogtepunt. Wie op zoek is naar avontuur, naar boude statements en vingervlugge virtuositeit, die is eraan voor de moeite. Sotho Blue flirt hier en daar ook met de grenzen van de kitsch, maar de indruk die nog het meest nazindert is een van comfortabele warmte en een menselijke gelaat. Dat kunnen bewerkstelligen zonder te vervallen in al te platte trucs is al een verdienste op zich.
Abdullah Ibrahim & Ekaya spelen op zondag 19 augustus het slotconcert van Jazz Middelheim.