Moderne troubadour Alexander Tucker is afkomstig uit Kent, het graafschap dat door de schoonheid van haar landschap ‘de tuin van Engeland’ wordt genoemd. Het enige landschap dat echter bij het beluisteren van Third Mouth voor ons geestesoog opdoemt, is dat van de gedachtewereld van deze multi-instrumentalist, een mythologisch universum dat geënsceneerd wordt door zijn eigen herinneringen, associaties en dromen.
Door eeuwenoude ballades en lamento’s te bestuderen en tijdloze ideeën en gevoelens te verwoorden, schrijft Tucker zich in de door tragedie en mysterie gekenmerkte Britse folkloretraditie in. En dat is niet zo een voor de hand liggende carrièremove: de man debuteerde namelijk als zanger van Suction, een noisy punkband, om een tijdje later met de space-rockband Fuxa te musiceren. Die ervaringen hadden een erg sterke invloed op zijn solowerk. Door bovengenoemde collaboraties kreeg hij immers de smaak te pakken om met ontstemde gitaren, mini discs en tape loops te improviseren om zo terecht te komen bij zijn zogenaamde progressive folk.
Als soloartiest ontpopte hij zich tot een moderne minnezanger die zich ook laafde aan het werk van onder andere Cluster, Brian Eno en Arthur Russell, om zo zijn toch wel bijzondere sound in elkaar te knutselen. Werden zijn eerste schijfjes nog gedomineerd door een kluwen van complexe drones en gelaagde melodielijnen, dan voorziet de Brit sinds voorganger Dorwytch zijn van fantasy en sci-fi-teksten doorspekte songs van veel helderdere en uitgebalanceerde arrangementen. Daar bovenop lijken op Third Mouth experiment, vervreemding en toegankelijkheid zich voor het eerst harmonieus als zeepaardjes met elkaar te verstrengelen.
In een klassiek raamwerk van gitaar en stem plaatst hij immers mandoline- en cellospel, veldopnames en synthesizers zodat verwrongen ambient-postkaarten van nummers ontstaan. De songs op Third Mouth klinken alsof ze je door Mullion, glas gemaakt tijdens het Victoriaanse tijdperk, een verwrongen blik gunnen op de zonder enige schroom gepleegde schweinerei tijdens die periode. Dan is de paringsdans die zeepaardjes maken mooier; na de seks draagt het mannetje het embryo. Daarom besloot Tucker om een song aan zijn vader op te dragen. Dromerige elektronica, de drony cello en het door hem als een trouvère gezongen “A Dried Seahorse” maken van dat nummer dan ook een prachtig morgenlied. “Mullioned View” wordt gedragen door een akoestische gitaar en mooie samenzang waarbij het heerlijk dagdromen over Beowulfs heroïsche strijd tegen het monster Grendel is, totdat de repetitieve elektronica er ons op het einde aan herinnert dat onze held uiteindelijk tegen een vuurspuwende worm de duimen moest leggen.
Het is echter niet al avant-folk wat de klok slaat. Zo is ‘‘Amon Hen” met zijn Sonic Youth-achtige gitaren en venijnige sax een knaller in de psych-experimentcategorie. Ook het bijna uitsluitend uit elektronica opgetrokken en met een zweem van Sonic Boom “Rh” biedt welgekomen afwisseling.
Het pleit dus voor Tucker dat hij niet uitsluitend in psychedelische folk grossiert, maar bovendien con brio zijn muzikale horizonten blijft verruimen. Third Mouth bloeit maar langzaam open, maar wie dit plaatje écht een kans geeft, ontdekt negen nummers van een onaardse schoonheid.