Niemand bij Warner Brothers wilde het destijds toegeven, maar heimelijk slaakten de bobo’s van de filmstudio een collectieve zucht van verluchting toen Tim Burton besloot dat hij toch geen derde Batman-film wilde maken. Zowel Batman als Batman Returns waren financieel enorm succesvol geweest, maar de eigenzinnige gothic visie die Burton aan de originele stripverhalen gaf, werd toch gezien als te bizar, te veel een downer. Instinctief voelden de studiobonzen aan dat als een sombere, op het Duits expressionisme gemodelleerde Batman al miljoenen dollars kon opbrengen, een kleurrijke, kindvriendelijke, vrolijk cartoony Batman nog véél en véél meer in het laatje zou brengen.
En dus zocht Warner Brothers regisseur Joel Schumacher op, die op simpel verzoek extreem de andere richting uitging: Batman Forever werd een orgie aan neon, felle primaire kleuren, non-stop actie, hysterische overacting, melige one-liners en onophoudelijke herrie op de soundtrack. Genoeg met die duistere shit, moeten de makers gedacht hebben, deze keer verpakken we de boel in een zodanig glinsterende party verpakking dat geen enkele tiener (hoe jonger, hoe beter) er aan kan weerstaan. De term ADHD was anno 1995 nog niet algemeen bekend, maar Batman Forever is ADHD-cinema van het zuiverste water.
De plot laat zich eigenlijk samenvatten door de twee slechteriken voor te stellen: Harvey “Two-Face” Dent (Tommy Lee Jones) is een ex-openbaar aanklager die tijdens een rechtszaak bijtend zuur in zijn gezicht kreeg. Batman kwam te laat om hem te helpen, en sindsdien gaat hij door het leven als maniakale schizofreen, die wraak wil nemen op zijne gevleugeldheid (haatdragend ventje). En dan is er Jim Carrey als Edward Nygma (E. Nygma, hebt u hem?), een gesjeesde wetenschapper die een soort 3D-tv heeft uitgevonden waarmee hij letterlijk mensen hun IQ kan aftappen. Nadat Bruce Wayne (Val Kilmer, ditmaal) weigert om zijn project te ondersteunen, spant hij samen met Two-Face om Wayne/Batman het hoekje om te helpen. Zijn stage name: The Riddler.
Met Batman Forever ging Schumacher eigenlijk terug naar de extreem campy stijl van de tv-serie uit de jaren zestig (“Holy algebra, Batman!”), maar dan voorzien van een nineties-mentaliteit en een budget van dik honderd miljoen dollar. De situaties, karaktertekening en visuele aankleding zijn even over de top als destijds, alleen zijn de decors niet meer van karton, steekt Batman geen zedenpreken meer af over de gevaren van alcohol terwijl hij op een gebouw aan het klimmen is en krijgen we tijdens de actiescènes geen tekstballonnetjes meer in beeld met woorden als “POW”, “CLANG” of “ZAPP”.
Voor het overige is de kitsch en overspannen silliness van weleer wél opnieuw present. Het Gotham City van Joel Schumacher ziet er uit als het decor van een foute Broadway musical: alles hangt aan elkaar van de flikkerende lichtjes en felle kleuren, alles is overdaad. Een gevoel dat niet verholpen wordt door Schumachers gewoonte om continu nadrukkelijke camerabewegingen te gebruiken, die zelfs aan de meest banale actie een overdreven theatraliteit geeft. Batman Forever zit afgeladen vol met dramatische push-ins, zwierige kraanshots en scheve hoeken. En niet alleen tijdens de actiescènes, maar ook tijdens de (zeldzame) momenten tussendoor. Schumacher regisseert zijn eigen film compleet aan flarden, door elke seconde van zijn prent te ensceneren alsof het de climax van het hele ding was.
En dat laatste is ook een groot probleem in het scenario: een film die alleen maar pay-off is zonder set-up: dat marcheert niet. Het is erg begrijpelijk dat je uitkijkt naar de grote actiemomenten, naar de showy set-pieces waar dit soort cinema nu eenmaal op teert. Maar of je nu wil of niet, je moet toch naar dat soort momenten opbouwen. Stel je voor dat Raiders of the Lost Ark destijds van begin tot eind vol met smeltende nazi’s had gezeten: we zouden het ook niet gepikt hebben. Nee, je moet toch je verhaal opbouwen, je moet de intensiteit gaandeweg opvoeren, en dan mag je tijdens het laatste half uur alle registers opentrekken. Schumacher gelooft blijkbaar niet in dat principe: hij wil gewoon meteen beginnen met de finale van zijn film, en dat dan twee uur lang laten duren. Later zou Michael Bay zijn hele carrière baseren op dat idee. All action, all the time werkt echter gewoon vermoeiend en afstompend.
En mocht je door dat alles nog geen hoofdpijn hebben gekregen, dan zijn er nog de acteerprestaties van Tommy Lee Jones en Jim Carrey, die elkaar constant proberen te overtroeven met straffere staaltjes overacting. We bevinden ons hier in het rijk van de kakelende slechteriken, die uitgebreide, intens onnozele plannetjes bedenken om Batman om zeep te helpen. (Dialoog tijdens de openingssequens: “Oh no! Boiling acid!”) Net zoals vrijwel àlles in Batman Forever, kennen Jones en Carrey maar twee registers: luider en luidst. De helden daarentegen, gedragen zich heel wat rustiger – reden genoeg voor veel mensen om hen saai te noemen, maar gezien de schreeuwerige stijl van de rest van de prent waren we al lang blij dat er eens even niemand in ons oor aan het roepen was. Val Kilmer blijft grotendeels stoïcijns in zijn rubberen pak mét tepels (een bizarre toevoeging, waar destijds veel rond te doen was) en Chris O’Donnell duikt op als Robin, een overbodige sidekick, gespeeld door een acteur die niet bepaald bekend staat om zijn emotioneel bereik. Nicole Kidman is wél een lichtpuntje in de cast: ze weet de geforceerde dialogen zowaar redelijk geloofwaardig uit haar mond te krijgen en heeft er zeer waarschijnlijk in geen enkele andere film ooit zo adembenemend sexy uitgezien.
Voeg daar nog een opdringerige soundtrack aan toe, die net als de rest van de film geen seconde aflaat, en je hebt Batman Forever wel zo ongeveer samengevat. Het is het filmische equivalent van een twaalfjarig kind dat tot aan zijn oogballen onder de suiker en cafeïne zit en twee uur lang voor je neus staat te springen en te schreeuwen om zijn energie kwijt te raken. En toen moest, met Batman and Robin, het ergste nog komen. Ja, oké, Christopher Nolan, we zijn je toch dankbaar dat je Batman uit dit moeras hebt weggetrokken.