Twee albums en een EP met meer van hetzelfde ver vroegen we ons af waar het heen moest met A Place To Bury Strangers. Het antwoord volgt met het halfslachtige Worship: meer nadruk op de song, maar niet genoeg om helemaal te overtuigen. En toch vooral: meer van hetzelfde.
Opener “All Alone” is al meteen een alles-op-tien-aanval zoals we die van deze groep gewoon zijn: een ongenadige drumcomputer, gitaren die suizen en gieren, en daartussen: de stem van Oliver Ackerman, op zoek in de mist. Het duurt geen nummer of we worden op onze plaats gezet. In “You Are The One” is de frontman minder geobsedeerd door muren gitaar, en geeft hij de indruk voor een keer verstaanbaar te willen zijn. Met een bijna disco-achtige baslijn eronder wordt het zelfs quasi-dansbaar, al krijst de zessnarige bijwijlen nog altijd wat te hard om helemaal de radio te halen. “And I’m Up” is zelfs helemaal pop; niet helemaal een nieuwigheid voor de groep, maar zelden was het zo nadrukkelijk.
Hier draait Worship om; dat Ackerman zich als songsmid probeert te verbeteren. In tegenstelling tot vroeger, wordt belangrijk wat er onder het donderende geluid zit, en daar moet al eens wat lawaai voor wijken. Dat levert bijvoorbeeld “Dissolved” op, drie minuten luide zucht, vóór het een postpunknummertje van pakweg Willow wordt. Geen van beide helften is erg overtuigend.
Een voordeel bij het nadeel dat Worship voor het overige bekend vreten is: dat kénnen ze tenminste. We krijgen dus onze portie Joy Divisionbaslijnen en gierende shoegaze in de titeltrack en in “Fear”, en “Mind Control” is vlakaf oude koek. Lekker scheurende oude koek, dat wel. Ook in “Why Can’t I Cry Anymore” krijgen we min of meer de oude APTBS met die droog doorhamerende elektronische drum waarover alles loos mag gaan.
We leven al maanden met deze derde plaat van A Place To Bury Strangers, en nog steeds swingt ons gemoed als de pendule van onze bomma’s klok: blij dat geluid te horen in een kickass-song, gapen dat we dit nu al eens te vaak gehoord hebben, weer uit de bol gaan om die machtige aanval. En dat gaat dan om één nummer, maar ook in de loop van dit album gaat het alle kanten uit.
Maar dan is er gelukkig altijd weer afsluiter “Leaving Tomorrow”, met Allen Blickle van Baroness op drums, waarin Ackerman zijn gitaren eindelijk nog eens vollédig in het rood duwt in plaats van er net tegen. Dit is blind tegen de richting in razen; spookrijden op de overvolle baan die radiovriendelijk heet. Een knuffel dus voor onze vrienden van A Place To Bury Strangers, maar wel één met de zachte aandrang ons eindelijk nog eens echt te verrassen.