“Proberen is zo veel mooier dan slagen”, klinkt het. Kan goed zijn, is vaak zo, maar een schoonheidsprijs heeft Billy “heb je mij gehoord?” Corgan er de laatste twaalf jaar niet mee gewonnen.
Zeitgeist uit 2007 was geen reünie, maar een reanimatie van een merknaam. “Registered” door twee klassiekers, quasi verneukt door de laatste stuiptrekkingen MACHINA I en II, voorwerp van een therapeutische hardnekkigheid de laatste jaren. Smashing Pumpkins was ten tijde van het debuut stiekem, rond de doorbraak al onverholen, een soloproject van Billy Corgan. Een merk dat Corgans eigen naam, het bespottelijke “Zwan” en eender welke andere naam waar hij mee zou afkomen voor altijd zou overschaduwen, besefte hij na enkele oefeningen in overbodigheid. Opportunisme of een drang naar eerherstel deden hem de vlag met Smashing Pumpkins weer glad strijken. En kijk: Oceania doet volop het tweede vermoeden.
Op één voorwaarde: laat de nostalgie achter zoals een jankende dochter in de crèche. Fiets op, oortjes in. Kan Corgan eraan doen dat hij al het essentiële wat hij in zich had op vijf jaar tijd in drie emoinfusen voor onze puberteit deed vloeien. En dat een groot stuk van de opwinding rond de Pumpkins tot pakweg 1997 meer te verklaren was door de spanningen binnen de band dan door de ongemene virtuositeit van een Iha of D’Arcy. Nostalgie is een spiegelpaleis voor herinneringen en feiten. Want de muzikanten op Oceania moeten heus niet onderdoen. En ze doen het ongedwongen. Een mantel der liefde meteen voor die belachelijke uitschuiver van bassiste Nicole Florentine, toen ze zich bij haar aantreden voorstelde als een van de twee meisjes op de cover van Siamese Dream. Ingrid Lieten en Pascal Smet knikken begrijpend en sussend mee.
Niks geeft zo weinig voldoening als vruchteloos het verleden achterna jagen, toonde ook Zeitgeist aan vijf jaar geleden. Er werd geramd als weleer, maar potten werden niet gebroken. Een plaat zonder inhoud, zonder focus. En waar hadden we dat zeven jaar eerder nog gehoord? Een herhalingsoefening waar niemand op zat te wachten. Net zomin als op die ellenlange songcyclus die Teargarden By Kaleidyscope dreigt te worden, samengesteld uit tal van losse nummers. En waarvan dit Oceania ook deel uitmaakt, een album dat als één geheel geluisterd moet worden, volgens Corgan. Zoiets zegt hij nooit gewoon, trouwens. Nee: hij laat het meteen van de 3voor12 Luisterpaal halen en het er als één lang nummer opzetten. Corgan blijft zichzelf, en op de beste momenten van Oceania is het een geruststelling.
En die beste momenten zijn er voor het eerste sinds Adore (veruit de meest onderschatte Pumpkinsplaat) in overvloed te rapen. “Quasar” had zonder blozen eender welke opvolger van Siamese Dream mogen openen in 1995, drummer Mike Byrne houdt het stevig aan een ratelende ketting. En de daaropvolgende acht(!) songs is Oceania iets als een uitstekende popplaat, waarop knappe, bijwijlen pakkende melodieën en een ontzettend gefocuste Corgan en band de songs richting en een reden van bestaan geven.
“The Celestials” kent een magnifieke opbouw die laat horen dat Corgan er nog om geeft, het zelfs pakkende liefdesliedje “One Diamond, One Heart” geven elektronica en synths een rechtgeaarde plaats in Corgans universum, hoe onnatuurlijk het ook altijd gebleven is. “Violet Rays”, “My Love Is Winter” en “Pale Horse” wentelen zich in weemoed. Nooit hartverscheurend als weleer, maar ach, allemaal zijn we wat ouder geworden, samen met Corgan. Zelfs The Cure-eerbetoon “Oceania” zal met z’n 9 minuten moeilijk van de iPod te krijgen zijn.
Tegen het laatste kwartier van Oceania blijkt het beste kruit alweer verschoten, iets wat van Corgan de afgelopen tien jaar meermaals gezegd is. Het is de plaat die Smashing Pumpkins van de pechstrook haalt en op de rechter rijstrook laat rijden, hoogstens de middenste. Maar maakt tegelijk duidelijk dat er voor Corgan nooit meer zal inzitten, hoe beloftevol deze doorstart ook lijkt te klinken. Focus, Billy. Focus.