De Russisch-Amerikaanse Regina Spektor brak een eerste maal door in het nieuwe thuisland met haar derde plaat Soviet Kitsch (haar major-debuut uit 2004) en herhaalde die truc in haar vroegere thuiscontinent met Begin To Hope (2006). Far, dat het op beide markten goed behoorde te doen, vulde echter de verwachtingen niet in en werd door critici en publiek lauw ontvangen.
Geheel onterecht was die reactie niet: Far ontbeerde de speelse quirkiness die de vorige platen net zo charmant maakte, alsof Spektor zich opeens bewust was geworden van een publiek dat zich misschien wel eens vragen zou kunnen stellen bij zoveel diepzinnige onzin. Tezelfdertijd is een deel van de kritiek ook onterecht te noemen en serveerde Far in essentie niets dat ook al niet op de andere platen te horen was, hoogstens was het wat minder scherp of gedoseerd gebracht. Het is een kritiek die op een andere manier opgeld maakt voor What We Saw From The Cheap Seats, ditmaal is de slinger immers in de andere beweging doorgeslagen en is er veeleer een teveel aan ongein zonder ernst om het op te vangen. Dat op deze zesde plaat een aantal songs niet het niveau haalt van de vorige platen versterkt het gevoel van “net niet” nog meer.
Nochtans zijn er voldoende pareltjes op te vissen zoals het (enigszins) misleidende “All The Rowboats” dat als single vooruitgeschoven is. Een stevige piano die afwisselend zwaar weerwerk biedt tegen donderende percussie en net de rust opzoekt terwijl Spektor de vocale capriolen achterwege laat en voor een semi-parlando kiest, laat het beste verhopen. Het is het type nummer dat perfect weet waar de grens tussen commercieel een kunstzinnig ligt en beide verenigt. Ook de pianoballade “Ballad Of A Politician”, dat op wat zorgvuldig gekozen strijkers na in de eerste plaats de piano en veelzijdige stem van Spektor in de kijker zet, smaakt naar meer en laat een Spektor in grote doen horen.
Nog meer fraais valt te horen in het verstilde “Open”. De vreemde stemuitbarstingen (“glottal stop”), de abrupte tempowijzigingen en onverwachte wendingen, het zit er allemaal in. Dat “The Party” hier wat bij verbleekt, verbaast niet maar doet verder geen afbreuk aan de song. De “hoempapa”-vrolijkheid die ook in de vorige platen opdook, krijgt hier een nieuw kleedje aangemeten en roept om het soort dronken verbroedering dat zelfs in nuchtere ogen enigszins aanvaardbaar is. Het kampvuurgehalte (inclusief akoestische gitaar) van “Jessica” kan nog door de vingers gezien worden (het is een heel kort nummer en op het einde van de plaat wordt iedereen wat milder), maar het is niet de enige smet op de plaat. Want hoe fraai deze tweede helft ook is, er zijn nog zes nummers te gaan en die zijn heus niet allemaal even geslaagd.
Nu ja, geen kwaad woord over opener “Small Town Moon” dat een typische Spektor-pianoballade is, de kenmerkende start-stoppianomelodielijn incluis. In het hyperactieve “Oh Marcello” wil Spektor echter te veel ideeën en maniërisme in één song steken waardoor alleen de “ware fans” niet vermoeid door zoveel dadendrang naar het volgende nummer zullen skippen. Jammer genoeg lijdt “Don’t Leave Me (Ne Me Quitte Pas)” aan eenzelfde euvel door krampachtig een marching band-aanpak te beogen. Zelfs het op zich mooi ingetogen “Firewood” haalt het niet van de latere nummers en vorige platen waardoor het aan “Patron Saint” is om het tij te keren. Net als “How” dat er op volgt, blijft het echter een Spektorsong die mooi en goed is zolang het maar voor de eigen parochie preekt, want de ongelovige zal er niet door bekeerd worden.
Het mag twee platen verder (en zes in totaal) wel duidelijk zijn dat de ongekroonde koningin van de antifolk nooit een popprinses met een hoek af zal worden. Daarvoor blijft ze te veel in haar eigen wereld en zijn haar gekke maniertjes niet gestroomlijnd genoeg. Met Begin To Hope loerde ze even om de hoek van het doorbraaksucces maar finaal blijft Regina Spektor net een maat te klein voor die wereld. “Geniaal maar met te korte beentjes” zei L.P. Boon ooit en dat geldt ook voor Spektor. Wie alle vorige albums van de Russisch-Amerikaanse weet te appreciëren, haalt met What We Saw From The Cheap Seats geen teleurstelling in huis maar als introductie annex beste werk blijft Begin To Hope de enige leidraad.