Een nieuwe website, zoiets komt met een nieuwe beginselverklaring. En wat maakt duidelijker waar enola.be voor zal staan, dan de beste platen aller tijden volgens onze medewerkers. Van nu tot vrijdag stellen we u de muziekgeschiedenis voor, handig gebundeld in vijftig onvergetelijke platen.
10. Talk Talk :: Spirit Of Eden
Wat Radiohead deed met Kid A wordt wel eens als radicaal omschreven, maar in feite verbleekt dat totaal wanneer het vergeleken wordt met wat Talk Talk deed met zijn twee laatste platen. De eerste en meest toegankelijke daarvan is Spirit Of Eden, dat een gigantische stijlverandering is ten opzichte van het vroegere synthpopwerk. Geen synthesizers meer op deze verstilde plaat (wel behoorlijk wat orgeltjes), maar enkel akoestische instrumenten die op een bijzonder organische, vloeiende manier gearrangeerd werden, met een algemene sfeer die duidelijk de tijdloosheid nastreeft én bereikt, zowel hier als op opvolger Laughing Stock (en Mark Hollis’ zelfgetitelde soloplaat).
Spirit Of Eden draait niet zozeer om songs (al staan de nummers wel degelijk op zich), maar om textuur, sfeer en het proberen uit talloze uren opgenomen improvisatie van tientallen muzikanten nieuwe, coherente songs te reconstrueren. Het was een titanenwerk waarmee de band een enorme som geld, gul aangereikt door EMI waar men een herhaling van monstersucces The Colour Of Spring verwachtte, “verkwistte” aan een plaat die zichzelf waarschijnlijk nog steeds niet heeft terugverdiend. Spirit Of Eden is geen makkelijke plaat, maar wel een die de juiste luisteraar de ogen kan openen.
Hoogtepunt: 2’40” in “Desire”. Het tot dan toe relatief rustige klanklandschap wordt plots uiteengereten door een percussie- en gitaarfestijn, een eerste ontlading na bijna twintig minuten ingehouden spanning (op de eerste cd-uitgave is dit overigens het einde van de lange eerste track, die later uiteengetrokken werd in drie nummers).
9. Joni Mitchell :: Blue
Weinig platen zijn zo hoopvol en doen tegelijk zoveel zeer als Blue. Joni Mitchell schreef in 1971 verliefdheid en eenzaamheid van zich af, en in tegenstelling tot wat haar hordes navolgsters zouden brengen, klinkt haar album ruim veertig jaar later nog altijd even oprecht, zonder een gevoel van plaatsverwekkende schaamte op te wekken. “Part of you pours out of me / in these lines from time to time” zingt ze in “A Case Of You”, en dat is exact wat hier gebeurt.
Mitchell legt haar hebben en houden op tafel en verpakt alles in tien wondermooie songs die stevig verankerd zitten in de folk, maar even graag voorzichtig richting jazz manoeuvreren. Ze doet dat grotendeels op akoestische gitaar (met wat piano en dulcimer), en dat is goed: meer inkleuring zou de kwetsbare naaktheid van Blue verstoren, terwijl net dat dit album zo onverwoestbaar maakt.
Hoogtepunt: 02’37” in “All I Want”. “I want to have fun, I want to shine like the sun / I want to be the one that you want to see / I want to knit you a sweater / Want to write you a love letter”. Het rock-‘n-rollgehalte van Mitchell mag dan laag liggen, als ze met hoge stem haar liefde uitzingt over die glasheldere, oh zo eenvoudige melodie, slaat ze telkens weer een klein barstje in ons hart.
8. Television :: Marquee Moon
De moeder aller New York-platen en een onmisbare schakel in de ontwikkeling van de gitaarrock. Hoewel de àller-àller-àllerbeste Television er niet op staat (“Little Johnny Jewel” op The Blow-Up is voor ons zowat het ultieme gitaarorgasme), is dit een verzameling songs die zelden nog geëvenaard werd. Fijne ritmesectie, kwieke teksten (“My eyes are like telescopes…”) en gortdroge sound, maar dit draait allemaal rond de weefgetouwen van jankende gitaren die Tom Verlaine en Richard Lloyd uit hun mouwen wisten te schudden. “See No Evil”, de titeltrack, “Friction”, “Guiding Light”: niks voor de Steve Vais van deze wereld, maar gitaarrock verheven tot tijdloze kunst.
Hoogtepunt: “Marquee Moon”, de complete trip.
7. The Cure :: Disintegration
Een grafmonument. Dat was Disintegration toen het op 1 mei 1989 werd gereleaset. Een opgestoken middenvinger naar het succes dat The Cure in de tweede helft van de jaren tachtig had gekregen met de donkere pop van The Head On The Door en Kiss Me, Kiss Me, Kiss Me. Robert Smith moest er niet van weten, greep opnieuw naar de drugs, en maakte een plaat die volgens zijn eigen platenfirma commerciële zelfmoord zou zijn.
Niet dus. De breedbeeldgotiek die Smith onder invloed van zijn hallucinaties bedacht, zou goed zijn voor een nummer-drienotering in Groot-Brittannië. Terecht, want samen met Pornography vormt Disintegration het hoogtepunt in het oeuvre van The Cure. De breed uitwaaierende synths, de grote, donkere gevoelens, en een niet-aflatende zin voor pakkende melodieën, samengebald in weidse songs; nooit zou het beter worden.
Hoogtepunt: 00’22” De openingssynths van “Plainsong” barsten los als een zondvloed over een droge steppevlakte. En daar ergens middenin: Smith, piepklein: “Sometimes you make me feel like i’m living at the edge of the world”. Epische cinema in geluid gevat; het begin van een lang en dramatisch verhaal.
6. The National :: Boxer
De eerste keer “Fake Empire” horen, en het proberen op piano na te spelen. De eerste keer de rest van Boxer horen en direct beseffen dat er iets gebeurt. Niet toegeven dat je Alligator eigenlijk links hebt laten liggen, maar je wel afvragen hoe dat in godsnaam kon gebeuren. Boxer was de plaat die bij velen de prut uit de ogen wreef.
The National is in veel opzichten een unieke band: dat dreigende, maar toch niet bedreigende en soms zelfs verrassend geruststellende sfeertje, die opbouwen en dan de regelmatig kolerieke uithalen van Matt Berninger. Oh, en die drumpartijen! Maar dat weet u eigenlijk al allemaal. Net zoals het feit dat er nog wel een aantal meesterwerken van platen aan de oppervlakte zitten te duwen.
Hoogtepunt: 0’43” in “Mistaken For Strangers”. Hoe de toon de hoogte in gaat en het nummer de vastberadenheid van een parkeerwachter meegeeft.
5. The Velvet Underground & Nico :: The Velvet Underground & Nico
De plaat met de banaan, het is de bekendste omschrijving voor het debuutalbum van de New Yorkse band, vormgegeven door Andy Warhol die hen niet alleen “bekend” maakte maar hen meteen ook met Nico opzadelde tot — zo wil de legende — chagrijn van Lou Reed die haar parodieerde in het lieflijke “Sunday Morning”. Toch zou net een van de drie songs die ze voor haar rekening neemt, “All Tomorrow’s Parties”, een van de bekendste songs van de groep worden, naast uiteraard het door Reed gezongen “Venus In Furs”.
Ondanks of veeleer doordat het album zowel tekstueel als muzikaal nieuwe horizonten verkent, was het bij zijn initiële release geen succes, al wil de mythe wel dat iedereen die het album kocht, meteen zelf een band begon. De invloed van de plaat op zowat alle genres die erna kwamen, kan dan ook niet onderschat worden. Reeds interesse in de zelfkant van de maatschappij (prostitutie, drugs, fetisjisme,…) was ongezien binnen de muziekwereld terwijl de eigenzinnige mix van stijlen (van droompop over soul tot garagerock) alle hokjesdenken oversteeg en elk nummer een andere geluid gaf.
Hoogtepunt: te veel om op te noemen, want naargelang de persoonlijke smaak en gemoedstoestand leent een ander nummer zich voor de ultieme beluistering. Het in de zogenaamde “ostrich tuning” gestemde “Venus In Furs” blijft evenwel onder alle omstandigheden een hoogtepunt, in het bijzonder dankzij Reed die vermoeid met de openingswoorden “shiny shiny, shiny boots of leather” duidelijk maakt dat we niet meer in Kansas zijn.
4. Pixies :: Doolittle
Een oerschreeuw, er is geen andere manier om Surfer Rosa (1988), het debuut van Pixies, te omschrijven. De mix van noise, surf, rock en punk zou mee de blauwdruk leveren voor wat later als grunge omschreven zou worden, maar toen nog gewoon indie of alternative rock heette. Nauwelijks een jaar later volgde de zogenaamde moeilijke tweede plaat Doolittle, die aan het amalgaam een flinke dosis pop toevoegde. Voor generatie X werd Pixies niet minder dan de soundtrack van hun jeugdige rebellie en puberale groeipijnen.
Doolittle is ook de plaat die de meeste (en bekendste) singles van de groep herbergt. “Where Is My Mind” van Surfer Rosa mag zichzelf weliswaar het statuut van tijdloze klassieker aanmeten, het legt wel nog steeds de duimen voor “Here Comes Your Man” en “Monkey Gone To Heaven”. Op beide nummers vallen alle elementen perfect op hun plaats en is de mix van hard en zacht, pop en rock tot de perfectie gesmeed. Er is geen beter voorbeeld te bedenken van waar Pixies voor staan dan deze twee songs.
Hoogtepunt: Een hoogtepunt vinden op Doolittle is bijna onmogelijk,zozeer vormt het album een organisch geheel. En als er dan toch een gekozen moet worden, laat het dan maar de baslijn zijn die het nummer “Debaser” en meteen ook de plaat opent.
3. Sigur Rós :: ()
Tien jaar wordt () al, dit najaar. Een album uit een tijd toen haakjes nog geen politieke betekenis hadden, en postrock weliswaar al breed verspreid was, maar nog lang niet voor iedereen. De keuze voor () is even moeilijk te verklaren als de schoonheid van deze muziek erop. Wat wel zeker is, is dat dit album een doorsnede van de band laat zien, tussen het verstillende Ágætis byrjun en het meer toegankelijke Takk… in. Met als grote verschil dan weer dat de tweede helft van () van het donkerste is dat de IJslanders ooit gemaakt hebben.
Want is het tijdens de eerste vier nummers nog vrolijk open deuren intrappen over prachtige auditieve landschappen waar het toeristentreintje doorheen rolt, dan klinkt in vergelijking het tweede deel veel grimmiger. Louter met klanken (ja, daar hoort de zang in onbestaande taal ook bij) wordt de muziek gepresenteerd in zijn essentie: als pure emotie, en niets anders.
Hoogtepunt: 10’37” in het zevende nummer. Het officieus “The Death Song” getitelde, bereikt het oog van de storm van een dertien minuten durende klaagzang.
2. Pink Floyd :: The Dark Side Of The Moon
Pink Floyds magnum opus is een plaat die, meer dan elke andere uit deze lijst, als het ware tot gemeenschappelijk erfgoed van de Westerse muziek is gaan behoren. Is het niet omwille van de iconische hoes (geniaal in zijn eenvoud), dan wel om de muziek. Nochtans is die niet altijd even voor de hand liggend, en valt hier een band te horen die ergens tussen experiment (al is het wel meteen hun laatste plaat die nog zo nadrukkelijk experiment zal bevatten) en toegankelijkheid in ligt.
Een vrij voor de hand liggende keuze dus om zo hoog in de lijst te zetten, maar het is dan ook een mijlpaal waar je als muziekliefhebber (en audiofiel) eigenlijk niet voorbij kan. Pink Floyd leverde hier immers een van de meest coherente en doordachte platen af sinds muziekheugenis, zowel compositorisch, tekstueel als productioneel, en bovendien met een concept dat intrigeert maar nergens totaal overheerst (zoals het dat op hun latere albums helaas wel deed). Dat daar dan ook nog eens een handvol uitstekende songs bij horen die de luisteraar meenemen op wat een gentle rollercoaster kan genoemd worden, draagt enkel maar bij aan die legendarische status.
Hoogtepunt: 0’01” de eerste van de hartslagen die het album inleiden en een rode draad blijven vormen doorheen de gehele plaat, waarin een los concept rond “het menselijk leven” centraal staat.
1. Radiohead :: OK Computer
De plaat die de jaren negentig hun onschuld afnam. De grootste kluit aarde op de doodskist van de Britpop. Die zowel muzikaal als thematisch voorspelde wat er in het volgende decennium komen ging — behalve dan van zichzelf, want het maakte Radiohead tot de meest onvoorspelbare band van z’n generatie. Het was de plaat van een groep die tenminste probeerde. Vanuit een vervreemding, een onbehagen dat een maatschappij die zich kapot consumeerde door elkaar wou schudden. En het werd veel meer dan dat.
“Paranoid Android” de “Bohemian Rhapsody” van z’n tijd? OK Computer de Dark Side Of The Moon van z’n generatie? Och nee. Met OK Computer stootte ’s mens’ drang om alles met iedereen te vergelijken op z’n grenzen. Ook elke vergelijking met Radioheads vorige albums liep spaak. Radiohead was een rockband van de volgende eeuw geworden. Geen wonder dat elke supergroep van de volgende eeuw nooit was geworden wie ze zou worden zonder OK Computer. Coldplay, Muse, weet u wel. Britse rockmuziek had twintig jaar lang niet zo inventief geklonken. Even kwansuis als bloedend, zwetend, tranend.
Radiohead mocht daarna wel constant op de vlucht zijn voor de gevolgen ervan, het leverde nooit minder dan boeiende albums op tot In Rainbows die zoektocht magistraal bezegelde. De gedesoriënteerde, in een identiteitscrisis (niet z’n laatste, blijkt nu) verkerende rockmuziek had eindelijk een kompas op zak dat de juiste koers aangaf. En dat elk beginnend muziekgroepje anno nu ook best op zak heeft. Overloop in deze lijst de platen die beïnvloed zijn door OK Computer, een album met een impact zoals er de afgelopen vijftien jaar geen meer geweest is. En er niet gauw meer een zal zijn. Luister er zo meteen nog eens naar, en beeld u in dat deze plaat vandaag gereleaset wordt. Die impact zou niet minder zijn.
Hoogtepunt: The Tourist, 5’25”. Het is de prille zomer van 1997 en de laatste tonen laten u compleet verweesd achter, net nog in het besef dat uw muziekbeleving voortaan wel eens stevig veranderd zou kunnen zijn. Uw zoon of dochter zal hetzelfde getuigen, vandaag, morgen of over vijf jaar. Deze plaat leerde u naar muziek luisteren. Laat ze dat voor uw zoon of dochter ook zijn. De volgende OK Computer zou wel eens lang op zich kunnen laten wachten.