Een nieuwe website, zoiets komt met een nieuwe beginselverklaring. En wat maakt duidelijker waar enola.be voor zal staan, dan de beste platen aller tijden volgens onze medewerkers. Van nu tot vrijdag stellen we u de muziekgeschiedenis voor, handig gebundeld in vijftig onvergetelijke platen.
40. Van Morrison :: Astral Weeks
Toen Van Morrison in 1968 van Belfast naar New York City vloog om Astral Weeks op te nemen, trok hij een streep onder zijn commerciële succes van de jaren voordien. Zijn nieuwe platenfirma Warner Brothers hoopte op nog meer hits als “Gloria” en “Brown Eyed Girl”, maar de piepjonge Van was toen al eigenzinnig genoeg om op zoek te gaan naar iets helemaal anders. Het resultaat was een album dat compleet los stond van zijn tijd.
De snel bij elkaar gezochte New Yorkse jazzmuzikanten kregen nagenoeg een vrijgeleide, zolang ze maar uit de weg van Vans poëtische teksten bleven. Als een voorzichtige nevel glijden drums, strijkers en gitaarakkoorden tussen de woorden door, terwijl de basgitaar van Richard Davis er de hele plaat lang een duet mee aangaat. Astral Weeks werd een melancholische versmelting van Keltische folk, klassieke blues, soul en jazz die eind ’68 volstrekt ongekend was en steeds een bijzondere plek in Van Morrisons oeuvre heeft behouden.
Hoogtepunt: 3’24’’ in “Ballerina”. De bas neemt een aanloop en de stem van Morrison gaat de bocht uit: “and this time I forget to slip into your slumber”.
39. Boards Of Canada :: Music Has The Right To Children
In 1998 kreeg het invloedrijke Britse label Warp, en bij uitbreiding de hele (Intelligent) Dance Music, plots een warme kant. Boards Of Canada vermengde op briljante wijze warme, psychedelische toetsen met gemuteerde beats. Music Has The Right To Children was letterlijk en figuurlijk een droomdebuut, één waar nadien talloze groepen, labels en stromingen schatplichtig aan zouden zijn. Denk maar aan de Morr Musicscene, de hele folktronica-beweging, Animal Collective, …
Vaak wordt Boards Of Canada verweten wiskundige muziek te maken voor elitaire muzieksnobs. In werkelijkheid blijken de Schotse broers Michael en Marcus bijzonder normale kerels te zijn, die voor de gein zelfs samples van Sesamstraat in hun muziek integreren. Al doen ze dat met een ongekende perfectie, subtiel tussen de honderden andere lagen tot verslavingsfactor 10 bereikt is. Music Has The Right To Children is zo’n plaat die je niet te veel durft op te zetten in de vrees dat de magie plots zou uitgewerkt zijn.
Hoogtepunt: 0’48” in “Roygbiv”. De mijmerende hoofdmelodie vervoegt het nummer, de flarden kindergeluiden doen de rest. Dichter bij je kindertijd kom je niet.
38. Interpol :: Turn on the Bright Lights
Het album en de band die de eighties/new wave/Joy Division revival in gang zette en waar we dan ook een serieuze haat/liefde-verhouding mee hebben. Tien jaar later staat Turn On The Bright Lights echter nog steeds als een huis.
Het heeft een melodieuze bas, een reeks in serie geschakelde galmeffecten, verdoofde zang, scherpe, hoekige gitaaruithalen en vooral (onder tonnen troosteloosheid verstopt) een steevast swingende groove. Een mix die we de voorbije jaren zelden beter en meeslepender hoorden dan op songs als “The New”, “Untitled”, “NYC”, “Hands Away” en “Leif Erikson”. Gelukkig hebben wereld en Interpol zelf dat intussen aanvaard.
Hoogtepunt: 1’06” in “The New”. Met wat clichéromantiek (“Baby, my heart’s been breaking”) neemt de song een eerste verrassende bocht.
37. David Bowie :: The Rise And Fall Of Ziggy Stardust And The Spiders From Mars
Wie Ziggy zegt, zegt Stardust en automatisch Bowie. Het album is de persoon en het personage. Ziggy Stardust katapulteerde de Brit van aardige popjongen naar geflipt muzikaal genie. Opgebouwd rond een op aarde gevallen alien en de laatste vijf jaar die de aarde tegemoet gaat, vertelt deze conceptplaat een verhaal van decadente verspilling en troosteloze losbandigheid.
Opener “Five Years” leidt, rustig opbouwend naar z’n apotheose, het verhaal in. Afsluiter “Rock ’n’ Roll Suicide” laat Ziggy sterven, iets wat Bowie op 3 juli 1973 onaangekondigd ook op het podium zou laten gebeuren. En tussen deze twee nummers zit pompende rock (“It Ain’t Easy”, “Hang On To Yourself”, “Sufragette City”) en melodieuze pop (“Soul Love”, single “Starman”, “Lady Stardust”). En nergens wordt een blad voor de mond genomen: als Bowie iets wil zeggen, dan zegt hij het ook. Naast een steengoeie songschrijver komt hier ook zijn talent als tekstschrijver naar boven.
Hoogtepunt: Het (bijna) titelnummer steekt met kop en schouders boven de rest uit. Gitaren zetten de song in, tot Bowie er een langgerekte “Ooooh yeah” uitperst, waarna hij Ziggy’s verhaal uit de doeken doet. Wie Bowie’s ‘cut en paste’- techniek om teksten samen te stellen kent, zal hier duidelijk zien wat dat oplevert: lyrics die nergens op slaan maar net daardoor mysterie opwekken, en laat nu net dat de essentie van Ziggy Stardust zijn: mysterie.
36. Leonard Cohen :: Songs Of Leonard Cohen
In 1968, zowaar al bijna 45 jaar geleden, bracht Cohen zijn sobere debuutalbum uit, een plaat vol tijdloze schoonheid. De man was 33 toen hij Songs Of Leonard Cohen opnam en beschikte bijgevolg al over de bagage om meteen een volwassen, door het leven getekende plaat te maken. De Canadese bard was altijd al meer een filosoferende poëet dan een singer-songwriter, en het is exact dat wat maakt dat de zachte en spaarzaam opgeluisterde liedjes op dit debuut de tand des tijds probleemloos doorstaan hebben.
Met zo weinig ingrediënten zo’n expressieve plaat maken, dat is puur vakmanschap. De eenvoud ervan is meteen ook de sterkte: een akoestische gitaar en een stem klinken nooit gedateerd. Cohen nestelt zich met dit album, met daarop enkele van de eenvoudigste en mooiste liedjes ooit gemaakt, telkens opnieuw in de oren van een nieuwe generatie.
Hoogtepunt: 2’53” ver in Suzanne, het allereerste nummer van Cohens allereerste plaat: “And she shows you where to look/Among the garbage and the flowers”. Simpele woorden, maar veel beter dan dit wordt het als singer-songwriter niet.
35. The Doors :: The Doors
“She gets high, she gets high.” Zelfs in 1967 bestond er geen twijfel over wat Jim Morrisson met de bewuste woorden impliceerde. Het debuutalbum van The Doors lokte indertijd controverse uit door zijn expliciet woordgebruik, de vele verwijzingen naar drugs en zelfs het aansnijden van incestueuze thema’s. Het zou echter zonde zijn om over het hoofd te zien wat voor straffe prestatie Morrisson en de zijnen op hun eerste langspeelplaat hadden neergezet.
>The Doors is een schoolvoorbeeld van zo goed als grenzeloze ambitie, dat zich etaleert in langgerekte nummers, provocerende teksten en gewaagde geluidsexperimenten; rock-‘n-roll met smoelwerk. Morrisson is het archetype van zanger als performer, Robbie Krieger laat zijn gitaar noten spuwen alsof het geen moeite kost en Manzarek weet op ingenieuze wijze zijn orgel in het geheel te integreren. The Doors is een album dat de dubbelzinnigheid van de jaren zestig perfect weet te vatten: het optimisme, de voorspoed, en tegelijk het gevoel van allesomvattende leegte en onthechting van een moderne samenleving.
Hoogtepunt: 8’47” in “The End”. Het schoolvoorbeeld van psychedelische rock: het opzwepende ritme, een serieus trippende Morrisson en het oriëntaalse continuüm in de melodie behoren tot het meest geflipte maar ook veruit het beste van wat The Doors ooit op een album heeft geperst.
34. Panda Bear :: Person Pitch
Na jarenlang een drijvende, maar onopvallende kracht te zijn bij Animal Collective, trok Noah Lennox zich in 2007 voor de derde keer terug in zijn slaapkamer om een soloplaat te maken. De eerste twee keren bleef zijn output grotendeels onder de radar, maar met Person Pitch was het raak. Lennox maakt Beach Boys-voor-knutselaars, beïnvloed door én Cat Stevens én Aphex Twin én Black Sabbath (als we de liner notes mogen geloven), en gaat met schaar en Pritt door zo’n vijftig jaar muziekgeschiedenis, om te eindigen met een bonte mix van dansbare popsongs, tribale klanken en zweverige ambient.
Eigen instrumenten komen er nauwelijks aan te pas, maar Lennox beheerst de samplekunst tot in de puntjes: in het nochtans twaalf minuten durende, uit ontelbare lagen opgebouwde “Bros” — om maar één nummer te noemen — zit een immense veelheid aan geluidjes en ritmes, maar nergens wringt het of klinkt het overladen. Integendeel: ieder element draagt bij aan de euforie die Person Pitch vijfenveertig zomerse minuten lang verspreidt.
Hoogtepunt: 2’50” Na de langgerekte diepzee-intro van “Take Pills” lijkt Lennox, begeleid door tamboerijn en akoestische gitaar, door het wateroppervlak te breken, waarop de song op glorieuze wijze openspat en in een Californische surfmeezinger verandert. Mocht Brian Wilson zich nog iets meer bewust zijn van de wereld om zich heen, hij zou goedkeurend knikken.
33. Black Sabbath :: Master Of Reality
De diehard Sabbathianen discussiëren ondertussen al een viertal decennia welk album het ultieme van Black Sabbath is: Master of Reality, dan wel opvolger Vol. 4. De enolaredactie heeft voor hen beslist.
The Sabs derde LP kwam tot stand op een moment dat de controverse rond de band (iets met vermeend Satanisme) aardig op gang begon te komen. Je zou kunnen denken dat het donkere gitaargeluid een goedgemikte geut olie op het vuur van de goegemeente was, maar jammer genoeg klopt dat niet. Toni Iommi had zijn vingers geblesseerd in de fabriek waar hij toentertijd nog werkte en moest de stemming van zijn gitaar herzien om pijnloos te kunnen spelen. 5 miljoen verkochte Masters Of Reality later hoeft hij uiteraard geen fabrieken meer vanbinnen te zien. De toon voor enkele generaties doom- en stonerbands werd wel gezet.
Hoogtepunt: 00’14”. Wanneer na het korte vioolintermezzo “Embryo” en de dreigende intro de hoofdriff van “Children Of The Grave” doorbreekt, draait het hele universum rond onze draaitafel.
32. Slowdive :: Souvlaki
In het uitgebreide, doch ietwat obscure shoegazelandschap, staan enkele namen als een mijlpaal overeind. Slowdive is er daar één van. Met zijn tweede langspeler uit 1993, leverde de band een meesterwerk in trage, weemoedige, in bakken galm doordrenkte sfeer af. De plaat wisselt af tussen riant uitgesponnen soundscapes (“Sing”, “Souvlaki Space Station”), en intimistische, quasi akoestische liederen (“Here She Comes”, “Dagger”), en desondanks dit hemelbrede contrast klopt het allemaal.
Luisteren naar dit album voelt aan als op een druilerige, donkere nacht bij schemerend maanlicht, op godvergeten plaatsen in je dooie eentje jezelf gaan opzoeken, en hoe doordrenkter je daarbij wordt, hoe beter.
Hoogtepunt: 3’33”. De climax van “Sing”, wanneer na een wervelend voorspel van kabbelende klanken, orgel pads, Rachel Goswells prachtige, als een halo aandoende engelenstem, en steeds verder stijgende, in galm verdwijnende gitaarnoten, een slechts op het laatste zijn intrede doende synthesizer deze stijgende lijn verder zet, om haar hoogste noot te bereiken op 3’33”. Verstommend prachtig.
31. U2 :: Achtung Baby
Een van de meest onwaarschijnlijke en uitdagende heruitvindingen ooit van een band. Bono werd The Fly. De vlag werd vervangen door een grote zonnebril, weidse gitaren door funk, pathos door industrial, een boom door een Volkswagen Trabant. Als er één reden is waarom vandaag geen enkele band de vergelijking met U2 doorstaat — sorry, Chris Martin — is het deze plaat. Dit is niet spelen met verwachtingen, dit is ze vierkant uitlachen, iets wat groepen met een gelijkaardige status vandaag niet meer doen.
Bovendien leidde Achtung Baby tot een jarenlange creatieve en avontuurlijke piek: de stadionband uit de jaren tachtig die zichzelf veel te serieus nam, omarmde de ironische jaren negentig en vond en passant het begrip “stadionconcert” opnieuw uit met de legendarische ZOO TV-tour. Daarin kon en mocht alles, zoals in de band, zoals in die tijdsgeest. Legendarisch, zoals dat woord in de muziek slechts een handvol keer gebruikt zou mogen worden.
Hoogtepunt: 0’03” in “Zoo Station”. Eén gitaarriff kapt niet alleen de Joshua Tree omver, maar wist tien jaar sterrenstatus in één klap uit. Al had de iconische intro van “The Fly” (0’05”) daarvoor al uitgeschreeuwd dat le nouveau U2 était arrivé. Een understatement.