Af en toe schuiven ze een album onder onze deurmat waarvoor we in alle rust de tijd willen nemen om het uitvoerig te verkennen. Dat we blij zijn dat er zich een pinsktermaandag aandient om je er helemaal in te verliezen. R.I.P., de nieuwe plaat van Actress, het eenmansproject van de Britse technogozer Darren Cunningham, is er zo één.
Techno dus. Al is die omschrijving veel te limitatief voor wat Cunningham op R.I.P. allemaal opdist. Zocht hij op voorganger Splazsh — twee jaar geleden uitgebracht op Honest Jon’s, het kwaliteitslabel van Damon Abarn — nog aansluiting bij de scene rond de Britse basverslaafden Hudson Mohawke en Shackleton, dan verlegt de artiest hier zijn grenzen. Op “The Lord’s Graffiti” en het dreigende “Shadow From Tartarus” laat Cunningham horen zich meester te hebben gemaakt van de blitse baskunstjes. Tijd voor iets nieuws dus, waarbij Actress zijn verleden niet afzweert, maar hanteert als vertrekpunt richting verder experiment.
Een albumtitel als R.I.P. is voor vele interpretaties vatbaar. Met nummers als “R.I.P.”, “Ascending” en “N.E.W.” markeert het zowel het einde als een nieuw begin. Maar wat nu juist ten grave gedragen wordt, daar heb je als luisteraar luisteraar het gissen naar. Wij vermoeden dat het wel eens zou kunnen gaan om de toestand van de huidige elektronische muziek, waarbij alles breedopgezet en pronkziek is. Denk hierbij aan acts als Deadmau5 en Skrillex, maar evenzeer aan de megalomanie van een festival als Tomorrowland. R.I.P. keert op zijn beurt terug naar het intieme en kent een bijtende werking, die invreet op je ziel. “Serpent” laat een claustrofobisch gevoel na, en is het equivalent van gevangen zitten in je eigen angstdroom.
Met dit album neemt Actress het fundament als uitgangspunt. De productie draagt vaak een duidelijke lo-fi-stempel, met veel ruis en primaire (synth-)klanken. Aphex Twins klassieker Selected Ambient Works is een duidelijke invloed voor sommige nummers (“N.E.W.”, “Marble Plexus”). Maar tegelijk is de productie van R.I.P. veel ingenieuzer, en vallen er veel meer lagen en valstrikken te noteren. Het elektro-akoustische van de laatste albums van Radiohead geldt evenzeer als inspiratie, zo zou het ogenschijnlijk onschuldige “Raven” een meerwaarde betekend hebben voor The King Of Limbs, het laatste wapenfeit van het vijftal uit Oxford.
In zijn meest contemplatieve nummers laat Cunningham de beats helemaal links liggen. Niet enkel in de korte interludia als “Glint” en “R.I.P”, maar ook op hoogtepunt “Jardin” — met zijn zes minuten eveneens het langste nummer van het album — primeert de pure expressie op de structuur en het ritme. Het zijn meditatieve momenten waarop Cunningham zich volledig blootgeeft. Het harmonieuze samengaan van deze bespiegelende passages met de meer donkere nummers — de dreigende nu-disco van afsluiter “Iwaad”! — maakt van R.I.P. een uniek werkstuk.
Veel meer dan een afscheid is R.I.P. een nieuw begin. Losgekoppeld van alle conventies geeft Actress zijn visie op de toekomst van de elektronische muziek. De jonge Brit vervoegt hiermee de rij der dictators van de hedendaagse vernieuwing, als daar zijn Burial, Flying Lotus, Four Tet en The Field.