Jaloezie, bedrog, overspel. Norah Jones heeft een even bloedmooie als muzikaal verrassende plaat over het lelijkste gezicht van de liefde gemaakt.
Ook over voorganger The Fall stroomde hartzeer als zwarte inkt uit een omgestoten pot, maar …Little Broken Hearts kerft nog een stuk dieper, met teksten vol vlijmscherpe verwijten en gekwetste gevoelens. Ook muzikaal degradeert Jones’ vijfde The Fall tot een overgangsplaat. Onder impuls van Brian Burton (Danger Mouse) keert ze de scherven van een gebroken hart in een afwisselende popplaat die toch één gebald geheel vormt. Het is niet zomaar haar beste tot nu toe, het is een pijnlijk tastbaar meesterwerk over alle facetten van hartzeer.
Het is al te makkelijk om te zeggen dat dit niet van Jones te verwachten was. Op haar talloze duetten met pakweg Q-Tip, Willie Nelson tot de Foo Fighters toe liet ze reeds veel meer dan op bijvoorbeeld Not Too Late horen waartoe ze in staat was — de compilatie …Featuring is een sterke staalkaart van haar kunnen — en hoe wendbaar haar stem wel degelijk is. Niet toevallig was “Season’s Trees”, een nummer op het Rome-project van Danger Mouse waaraan ze haar stem leende, een van de boeiendste. Dat vond Jones zelf blijkbaar ook. Vijf jaar en The Fall later is er eindelijk de plaat die ze met Burton wilde maken. En die drang is eraan te horen.
Al die diverse stijlen waar ze nooit bekaaid uitkwam, heeft Jones nu eindelijk weten te verenigen op een eigen album, waarmee ze de mantel van easy listening definitief van zich afgooit. Dit is geen zondagochtendplaat of achtergrondmuziek voor tijdens de fondue met uw bezoek. Daar is het donker aanzwellende “Take It Back” alleen al allerminst geschikt voor. De intro van “4 Broken Hearts” lijkt haar een dans als die van Audrey Horne te doen inzetten, maar in het refrein kleuren de vuurrode gordijnen uit Lynch’ wereld dan weer goud.
Het is tekenend voor de muzikale rijkheid die Jones steeds meer etaleert. Het beeld van het meisje achter de vleugel is compleet achterhaald. Danger Mouse bereikt de perfectie door alle instrumenten op hun tijd lichtjes bevreemdende effecten mee te geven, wat de plaat een scherp randje meegeeft. Het contrasteert meesterlijk met de melancholische zanglijnen die Jones met neergeslagen ogen in het rond strooit, zoals op de verraderlijke popsingle “Happy Pills”. Op “After The Fall”, “Travelin’ On” en het venijnige “Miriam” (“That’s such a pretty name/I’m gonna say it when I make you cry” sist ze tegen de echtbreekster die met haar vent aan de haal is) leidt dat tot een krop in de keel zoals Jones ze nooit wist op te wekken.
Op …Little Broken Hearts doorloopt Jones zo op een pijnlijk directe manier alle gevoelens die telkens weer terugkeren tijdens het lijmen van een gebroken hart. Verbittering (“Does she make you happy?” zucht ze in “She’s 22”), opluchting (“Out On The Road”), verwarring (“Travelin’ On”). Die tekstuele rode draad zorgt voor een coherent album dat bulkt van troostende pijn.
Een uitdagend album bovenal, voor zichzelf, voor haar publiek en voor wie Jones tot dusver afwimpelde als muzikaal behang. Allerminst evident voor iemand die het zich met veertig miljoen verkochte platen in deze vluchtige tijden veel gemakkelijker zou kunnen maken. Met …Little Broken Hearts bewijst Jones haar tot dusver veel te onopvallende veelzijdigheid eindelijk met eigen werk. Een ontzettend pakkende vijfsterrenplaat.
Norah Jones speelt op 12 september in Vorst Nationaal.