Een ding moet je die Nederlandse jazzmuzikanten nageven: het gebruik van tegendraadse humor (absurd, anarchistisch, surreëel), zowel in de lekker weghappende als in de stroevere, experimentele variant, is een traditie die bij ons veel minder sterk is (al kan De Beren Gieren daar nu misschien wat verandering in brengen). Het kwartet Talking Cows werkt intussen al drie albums rond een koeienthema en slaagt er nog steeds in om dat te doen met bruisende, complexloze muziek met een onweerstaanbare charme.
Bovinity (2006) en Dairy Tales (2008) hadden ook al van die onnozele hoezen (menselijke lichamen met koeienkoppen). Op basis daarvan zou je misschien ook resoluut absurde jazz verwachten die geen spaander heel laat van de traditie, maar dat zou een grove misvatting zijn. Almost Human is immers een vrij toegankelijke plaat, die diep in de traditie geworteld is, maar net genoeg stoorzenders en aanpassingen in huis heeft om toch door en door modern te klinken. De muzikanten — tenorsaxofonist Frans Vermeerssen, pianist Robert Vermeulen, bassist Dion Nijland en drummer Yonga Sun — kunnen dan ook terugvallen op complexloze, schijnbaar achteloos uitgevonden jazz.
Hoewel die sax soms bromt, stottert en giert in de beste avant-gardetraditie en sommige nummers een pak complexer in elkaar steken dan je bij oppervlakkige beluistering zou vermoeden, blijft Almost Human vrij klassiek: als er geswingd moet worden, dan gebeurt dat overtuigend, als er een ballad gespeeld wordt, dan wordt je haast teruggevoerd naar de jaren vijftig. Wat de band echter onderscheidt van minder begenadigde collega’s, zijn de wendbaarheid en het vermogen om een compositie binnenstebuiten te keren, terwijl ze net zo goed de kunst van een aanstekelijk thema verstaan. De composities, vijf van Vermeerssen en vijf van Vermeulen, zijn stuk voor stuk knap uitgewerkt, vaak met thema’s die maar een beluistering nodig hebben om na te zinderen.
Bovenal draait dit echter om spelplezier. Doorheen deze tien stukken (waarvan twee live opgenomen) wordt bijna tastbaar gemaakt tot wat een stel geoliede muzikanten in staat kan zijn. Opener “Hurdles In Three” laat meteen het hele palet horen: de souplesse van de sax, de prikkelende ondersteuning van de piano en de ritmesectie, die zowel luchtig kan swingen als meegaan in dat stekelige verhaal, met nu en dan duidelijke knikjes naar de popmuziek. Dat laatste wordt sterker uitgewerkt in “A Serious Mack Of Humour”, dat na een bassolo uitpakt met een thema dat je haast zou verwachten in een Bond-film: bruisend, meteen herkenbaar en met een rock-‘n-rollstuwing.
Ze hebben er zo nog een paar — “Not Yet” heeft een lekkere groove waarop vooral Vermeulen kan uitblinken en met “Two Guys And Beer” wordt virtuoos op de koord tussen catchy en lullig gedanst — en slagen er elke keer opnieuw in om te overtuigen met een eigen invulling. Nochtans zijn er ook nog genoeg uitdagingen waar de band iets potiger aan de slag kan. Nummers als “Dinner Is Served” en “Mooing Around” worden met het nodige vuur gebracht, ondergaan subtiele gedaanteverwisselingen en bewandelen soms onverwachte zijsporen. En dan heb je nog die toon ven Vermeerssen: nu eens vet ronkend in Coleman Hawkins-traditie, dan weer sputterend als een defecte freejazzmotor en gierend in onvervalste blues.
Zelfs de old school ballad brengen ze tot een goed einde. “A Stroll For Gonso”, dat wat lijkt op standard “Laura”, heeft die zijdezachte slaapkamergroove volledig onder de knie. Dat zorgt er dan ook voor dat het heel moeilijk is om zwakke punten te vinden op Almost Human (of het zou al moeten zijn dat het album iets korter kon). Het zou misschien wel heel bijzondere resultaten opleveren als ze die hedendaagse ingrepen nog iets verder zouden doordrijven, maar één Mostly Other People Do The Killing zal voorlopig wel volstaan. Almost Human is een diverse, sterk uitgevoerde plaat van een kwartet dat z’n sterktes kent en die verdomd goed in de verf weet te zetten. Voor wie een fijne update van Cannonball Adderley, Benny Carter en Roland Kirk wil.