Zelfs met een derde soloalbum uit leeft Laura Gibson nog te ver onder de radar. Toch is deze La Grande haar beste plaat tot nu toe en biedt het album genoeg perspectieven die het de moeite waard maken haar naam ergens op een briefje neer te schrijven.
In het dicht beboste landschap van folkartiesten en singer-songwriters is Laura Gibson al even op zoek naar een open plek om haar muziek in de kijker te zetten. Van een onverdeeld succes spreken, zou de waarheid geweld aandoen. Beast Of Seasons uit 2009 werd hier en daar wel positief onthaald, maar was toch iets te weinig opvallend en opdringerig om echt te blijven hangen in het collectieve geheugen. Ook het album Bridge Carols — met muzikant Ethan Rose — kon een jaar later niet voor de doorbraak zorgen. Dan met een nieuw album komen aankloppen dat zelfverzekerd La Grande is getiteld, maakt ons toch weer nieuwsgierig.
Je zou natuurlijk kunnen denken dat het hier om een gladde marketingtruc gaat, maar toegegeven, Gibson ziet er bezwaarlijk uit als een verkoopster of vertegenwoordigster. Toch valt bij het openingsnummer meteen op dat er iets veranderd is. Gibson klinkt zelfzekerder en minder ingetogen, ook de muziek is ritmischer en voller, er hangt een soort semi-surrealistisch sfeertje en cool rond “La Grande”, de song. Zeker niet de brave en intieme folk zoals we die van Gibson kenden. En daar houdt het niet mee op, want ook het speelse “The Fire” en zelfs licht bossanova-geïnspireerde “Lion/Lamb” zoeken andere horizonten op.
Afwisseling troef dus op deze Gibson en dat komt ook haar meer vertrouwde werk ten goede, want het valt meteen op dat het traditioneel klinkende maar goudeerlijke “Milk Heavy, Pollen-Eyed” een van de betere nummers op La Grande is. “I can’t keep myself from stumbling back to you”, zingt Gibson met licht klagende stem, die op andere momenten dan weer aan Feist doet denken. Dat de plaat op sommige momenten veel voller klinkt dan ooit tevoren, komt ook dankzij de bijdragen van enkele gastmuzikanten. Daar is kundig volk bij van Calexico, The Dodos en The Decemberists. Een welgekomen aanvulling.
De experimentele aanpak op La Grande lijkt dus zijn vruchten af te werpen. De plaat is met ruim een half uur al niet van de langsten, maar beschikt over meer afwisseling en frisse ideeën dan tevoren. De ene keer als een Tarantino soundtrack (“Red Moon”), de andere keer weer trouw aan de roots (“Crow/Swallow”). Als Laura Gibson er nu nog in slaagt om onze aandacht niet te verliezen zoals vooral op het eind van La Grande durft te gebeuren, wordt die volgende plaat er zeker eentje om naar uit te kijken.