De hele maand december blikt goddeau.com terug op het afgelopen jaar met de interviewreeks DIT WAS 2011. Daarin laten we artiesten aan het woord die het jaar maakten of wiens plaat onterecht onopgemerkt de vergetelheid indook.
Een indiehype, zo leek Summer Camp zich in 2010 aan te kondigen. Reden daarvoor waren de Young-EP en bovenal het singletje “Round The Moon”, dat van Summer Camp gedurende vijf minuten ieders favoriete speeltje maakte.
Met de langspeler Welcome To Summerdale ondernamen Jeremy Warmsley en Elizabeth Sankey een meer dan geslaagde poging om onder het stigma eendagsvlieg uit te komen. Een blijvertje zijn ze misschien nog niet, Summer Camp heeft in 2011 wel laten merken een van de meer beloftevolle bandjes te zijn.
Al blijft het ook in zo’n geval hard knokken. De avond van het interview staat Summer Camp in de Botanique geprogrammeerd. De belangstelling voor het concert is echter niet indrukwekkend, waardoor de band last minute het podum zal delen met Givers.
Jeremy Warmsley: “We kennen Givers eigenlijk van haar noch pluim, maar onze managers zijn blijkbaar vrienden, en ze blijken echt goed te zijn, dus we zitten er niet mee in. Tenslotte is het de eerste keer dat we in België zijn. We laten ons niet uit het lood slaan.”
Elizabeth Sankey: “Er is namelijk altijd druk, eens je iets gedaan hebt. We proberen daar niet veel op te letten. De meeste druk komt trouwens toch uit jezelf: je wil iets maken waar je volledig achter staat, de best mogelijke plaat.”
Warmsley: “Je wil altijd dat het publiek wat je nu doet leuker vindt dan het vorige dat je gedaan hebt. Maar daar kan je je best niet te veel zorgen over maken, meer dan je best kan je immers niet doen.”
“Het is een beetje de vloek van in een band zitten. Met de tweede plaat is het moeilijk om de interesse vast te houden van de mensen die je met je eerste nummers hebt weten te bereiken. Je kan namelijk maar een keer een eerste indruk maken en één keer vanuit het niets nieuwsgierigheid opwekken. Daarom dat we proberen niet te veel in te zitten met wat andere mensen denken, maar vooral proberen onszelf een plezier te doen.”
enola: dat plezier lijkt geen klein beetje voor te komen uit nostalgie naar de jaren tachtig?
Warmsley: “Ja en neen. Toen we de EP maakten, werkten we met materiaal dat ons automatisch aan die periode linkte, qua klank dan. Sindsdien kan je misschien wel spreken van een esthetiek die we ontwikkeld hebben, waarin inderdaad ruimte is voor heel wat eighties klanken, maar evengoed voor geluiden uit de nineties. De periode doet er eigenlijk niet veel toe, als inspiratiebron, het komt neer op het oppikken van wat we zelf leuk vinden en dat verwerken in iets nieuws. We luisteren dan ook naar ontzettend diverse muziek, hedendaagse dingen, maar net zo goed popnummers van decennia geleden, gaande van R. Kelly over The Beach Boys tot Motown en Talking Heads.”
Sankey: (giechelend) “Niet zo naar mij kijken.”
Warmsley: “Ik hoopte gewoon dat je ook iets zou zeggen.”
enola: Jullie maken in de tourbus toch geen ruzie over de muziekkeuze?
Sankey: “We houden nogal van dezelfde dingen. Al hou ik meer van punk en hardere rock dan hij.”
Warmsley: “Ik ben meer de singer-songwriter-liefhebber.”
enola: Als je dat alles samensmelt, is het resultaat dan Summer Camp…
Sankey: “Ik denk het wel.”
enola: …want zowel The Beach Boys als punk worden vernoemd, daarin kan je een bron zien voor de zonnige muziek met donkere ondertoon die jullie zelf maken.
Warmsley: “Wat ik denk dat ons aantrekt in beide genres -want eigenlijk kan je The Beach Boys ook als genre zien- is dat het simpele popmuziek is, die bovendien compleet zonovergoten kan zijn, maar net zo goed heel droef. Er zit vaak een bitterzoetheid in, het klinkt opgewekt, maar met een donkerte of vice versa.”
enola: Als dat is hoe je plaat klinkt, komt dat dan door innerlijke conflicten die bezweerd moeten worden?
Warmsley: “Niet noodzakelijk. We hebben, schat ik, een zestigtal songs geschreven voor dit album. De nummers die uiteindelijk het album gehaald hebben, waren volgens ons de beste en pasten ook goed bij elkaar.”
enola: Hoe ontstaat een Summer Camp-song eigenlijk? Komen jullie samen met voorstellen of wordt alles ter plaatse uitgedacht?
Sankey: “De beste nummers blijken de songs te zijn waar we samen van nul aan beginnen.”
Warmsley: “Het is zelden dat iemand met een afgewerkt idee komt aanzetten. Ik heb de neiging om de dingen veel te hard te overdenken, waardoor er van een oorspronkelijk idee al gauw niet veel meer overblijft. Het is veel nuttiger met Elizabeth samen te werken.”
Sankey: “Het is een manier van samenwerken die ons ligt. Doordat we slechts met twee zijn, wordt nooit iemand uit het creatieve proces gelaten, we zijn allemaal betrokken. En je wordt niet alleen goed in het oplossen van conflicten, na een tijdje ken je ook elkaars sterke en zwakke punten. Je kan elkaar dus ruimte geven.”
enola: Kenden jullie elkaar eigenlijk reeds lang voor de start van Summer Camp?
Sankey: “Goh, enkele jaren?”
Warmsley: “We kennen elkaar vier of vijf jaar, schat ik. Zo’n drie jaar voor we met de groep gestart zijn.”
enola: Dan heeft het nog best lang geduurd voor de band opgericht is.
Sankey: “We hebben er heel lang over gedacht samen een groepje op te richten, maar het dan ook effectief doen, gebeurde maar niet. Eens we er in slaagden voor het eerst samen muziek te spelen, ging het allemaal vrij snel.”
“Jeremy ging zitten, speelde en het klonk niet zo heel veel anders dan wat we nu doen.”
Warmsley: “De allereerste song die we opgenomen hebben, “Ghost Train”, hebben we op onze myspace gezet en zo is het zo’n beetje gestart.
enola: Waarom staat “Ghost Train”, na de EP, ook op de full-cd? Zelfs al is het in een lichtjes andere versie?
Warmsley: “Het nummer is hernomen omdat we het zelf een van onze beste songs vinden en het jammer zouden vinden als het enkel op een EP die slechts een handvol mensen in huis heeft, te vinden zou zijn. En dat lied heeft veel mogelijk gemaakt voor ons, het betekent dus nogal veel voor ons.”
enola: Is er verschil voor jou om nu muziek met een band te maken tov je soloproject vroeger?
Warmsley: “Ik vind dit veel leuker. Ik had altijd in een band willen spelen. Op de soloplaten hoor je dat ook denk ik. Het is niet gewoon jongen met gitaar, ook daar wou ik er al veel insteken. Alleen had ik nog niemand gevonden om dat samen mee te doen. Sinds wij samen spelen, gaat muziek spelen veel natuurlijker. Zij is een fantastische zangeres en songschrijver.”
enola: Het Condale uit de titel, bestaat die plaats echt?
Sankey: (glimlachend) “Neen, het bestaat niet. We wouden een focus hebben voor de nummers. Toen we begonnen te beseffen dat we over een aantal verzonnen karakters aan het schrijven waren, wouden we een plaats om hen in onder te brengen.”
enola: Wat voor plaats is Condale? Zou je er zelf willen wonen?
Sankey: “Goh, we zijn allebei opgegroeid in Zuid-West Londen, onze ouders woonden niet ver van elkaar in de suburbs, in zo’n plaats waar het zo comfortabel is dat het bijna gevaarlijk wordt. Je wil er dan ook wanhopig weg als tiener, maar achteraf kan je er op terugkijken als iets dat best oké was. Dat is de voedingsbodem voor Condale, al hebben we daarvan een beetje een ideaalbeeld van een stad gemaakt. Daar wil je niet noodzakelijk wonen, het is immers zo’n beetje als Disneyland.”
enola: Suburbs is een thema dat tegenwoordig bij veel bands opduikt, met Arcade Fire op kop.
Sankey: “Dat komt, denk ik, door het Internet. Onze generatie is zowat de laatste die is opgegroeid zonder Internet en het enkel moest stellen met het netwerk van zijn buurt. Door het internet is heel het concept vriendschap veranderd. Het is nu niet meer zo dat je iemand ontmoet en dat die persoon vervolgens voor altijd opnieuw uit je leven verdwijnt.”
enola: Het alomtegenwoordige Internet heeft niet alleen invloed op de jeugd, maar ook op backstageruimtes. Die zijn tegenwoordig plaatsen waar iedereen achter dezelfde grijze laptop zit.
Sankey: “Er is effectief iets veranderd de laatste jaren. En het is een fantastische ontwikkeling. Maar tegelijk betekent het dat de nieuwe generatie niet anders gekend zal hebben. Wij voelen het verschil nog, maar zelfs dat besef is aan het verdwijnen. Wat niet wegneemt dat het internet fantastisch is, zeker als je in een band zit die op toernee is.”
enola: Op jullie website staat dan weer bitter weinig info. Het is niet meer dan een verzameling -sfeervolle, dat dan weer wel- foto’s. Zelf gemaakt of her en der online gesprokkeld?
Warmsley: “Alletwee. Vooral Elizabeth is met die foto’s bezig. Het is eigenlijk begonnen toen we met onze myspace begonnen. Daar hadden we aanvankelijk onze namen niet op vermeld, maar enkele willekeurige foto’s geplaatst. Elizabeth bleek een eerder omvangrijke fotocollectie te hebben, je weet wel, vintage-spullen, en daar zijn we dingen uit beginnen publiceren. Na verloop van tijd hebben we getracht vooral foto’s te posten die een beetje dezelfde sfeer uitstralen als de muziek. Ik hou wel van het idee dat je naar onze muziek kan luisteren en ondertussen die foto’s te bekijken.”
enola: Laatste, ietwat onnozele vraag: wat is dat met bands en hun ongoogle-bare namen tegenwoordig? Girls, Sleep Over, Summer Camp?
Sankey:
“Toeval. (lacht) Op het ogenblik dat we Summer Camp gestart zijn, hebben we er eigenlijk niet echt over nagedacht. We hadden gewoon een naam nodig om op onze myspace te plaatsen. Jeremy stelde voor om te vermelden dat we elkaar op een zomerkamp hebben leren kennen.”
“Al hebben we er wel bewust voor gekozen om, wanneer je uiteindelijk op onze website terecht komt, weinig informatie over onszelf ter beschikking te stellen. We willen graag een beetje afstand houden.”