Net nu de elektronische muziekscène steeds vaker kiest voor overladen producties, komt minimalist Gui Boratto aanzetten met een nieuw album. Zijn missie? Met weinig middelen laten horen dat zijn less is more-aanpak nog niet aan efficiëntie ingeboet heeft.
{image}
Met Hudson Mohawke, Justice en Rustie waaide de voorbije maanden een nieuwe wind doorheen elektronicaland. In hun eigen subgenres kiezen ze allen voor een vol en avontuurlijk geluid, wat hen het etiket van maximalisten oplevert. Hun nummers steken propvol synthesizers, samples en dolle beats, als reactie op het strak geregisseerde minimalisme van Ricardo Villalobos, Ritchie Hawtin en ook Gui Boratto, die eerder spaarzaam omspringen met geluiden. Na enkele mindere platen, waaronder de tweede van Gui Boratto, kroop de mot er echter wat in bij deze minimalisten. Maar net vooraleer het vuur helemaal gedoofd raakt, komt laatstgenoemde aanzetten met zijn derde album, simpelweg getiteld III.
De aardedonkere hoes geeft de sfeer van het album meteen weer. Was de titel van het debuut Chromophobia — ofte angst voor kleuren — nog ironisch bedoeld, dan heersen hier de duistere tonen. De Braziliaan kiest voor een strikte werkwijze waarbij de repetitieve, diepe lagen het kloppende hart van de nummers vormen. Zelfs wanneer het tempo naar omlaag gaat, zoals in het beklemmende “Galuchat”, blijft de onzekerheid je in zijn greep houden. Dit nummer is het equivalent van een avondje clubben na een slapeloze nacht. De vermoeidheid en de onvoorspelbaarheid, gelinkt aan het trage tempo, roepen flink wat onrust op.
Op andere momenten gaat Boratto ongemeen hard te keer. Luister maar naar het struise “Striker” waarvan de brutale beats herinneringen oproepen aan de Electronic Body Music uit de jaren tachtig. Ook het toepasselijk getitelde “The Drill” is vrij compromisloos en flirt met rauwe electro. Dit soort nummers past perfect in de ontoegeeflijke sfeer van dit consistente album.
Pas op het einde van de plaat voegt Boratto een humane toets toe. Met name de drie afsluitende nummers zorgen voor wat warmte en geven ademruimte aan een verder haast hermetisch gesloten geheel. Gelukkig zakt het niveau hier niet weg. Integendeel. Zo is “The Third” het zachtste, maar tegelijk ook het meest verslavende nummer van de plaat. Net als “Galuchat” zoekt het de grens op tussen bewustzijn en narcose. Maar waar bij “Galuchat” de poorten naar de hel in zicht zijn, liggen hier de gouden lepeltjes van de hemel binnen handbereik. Op “This Is Not The End” krijgen Boratto’s beats dan weer de vocale steun van vrouwlief Luciana Villanova, een combinatie die doet denken aan het lieflijke Lali Puna.
Door deze twist bewijst Gui Boratto het speelse niet kwijt te zijn en zorgt hij er bovendien voor dat III geen monotone monoliet geworden is. Of dit volstaat om het genre minimal techno opnieuw helemaal te herlanceren, is maar de vraag. Als de maximalisten het roer na verloop van tijd toch helemaal zouden overnemen, dan kan het donkere III als ultiem eresaluut voor het minimalisme gelden. Want dat dit een straffe plaat is, zal niemand tegenspreken.