En hupsakee, ze slaan ons voor de elfendertigste maal om de oren
met een haunted house movie. En gezien de score die deze
recensie inleidt, hebben de oplettende lezers onder jullie al
meteen door dat ook ‘Don’t Be Afraid of the Dark’ niet meteen een
hoogvlieger is. Ook al staat er dan de naam van Guillermo del Toro
op de affiche, zelfs cult fans zullen door deze film tot weinig
meer bewogen worden dan het moedeloos ophalen van de schouders. Een
mens gaat zich afvragen waarom er überhaupt nog geld en tijd wordt
gestoken in dit soort films. Om het plezier dat de makers eraan
beleven? Nee, want de regie is saai en lijdt aan bloedarmoede. Om
(eindelijk) het genre opnieuw uit te vinden? Nee, want de
scenaristen gebruiken elk cliché, en dan nog in een clichématige
volgorde. Om horrorfans te plezieren? Nee, want van enige
gore of chills zijn er geen sprake. Meest
plausibel: om zoveel mogelijk veertienjarige meisjes schrik aan te
jagen op sleepovers? Zelfs dat niet: bang worden zit er
niet in, en er zijn films die schaamtelozer op die status mikken en
veel effectiever zijn (‘Dead Silence’, ‘The Exorcism of Emily
Rose’), ook al zijn ze kwalitatief niet veel waard. En dan toch
gaan kijken. U zou eens moeten weten hoe moe je daarvan wordt.
Het door stemmen opgejaagd wild is ditmaal Sally (Bailee
Madison), een ietwat ongelukkig meisje van gescheiden ouders.
Aangezien mama pleit voor verandering van omgeving, wordt ze naar
papa Alex’ (Guy Pearce) afgelegen landhuis gestuurd, dat hij samen
met zijn nieuwe vriendin en binnenhuisarchitect Kim (vertolkt door
Katie Holmes, en in het origineel het doelwit van de slechterikjes)
helemaal wil opknappen om dan door te verkopen. Terwijl de
eigenwijze en moeilijk communicerende Sally zich terugtrekt in haar
eigen kamer, of liever in de kelder die zopas is ontdekt, wordt ze
door fluisterende stemmetjes uitgenodigd om met hen te komen
spelen. Aanvankelijk wil ze daar maar al te graag op ingaan, maar
al snel blijkt dat het gaat om ratachtige figuurtjes (denk aan de
befaamde Sumatraanse rat-aap uit ‘Braindead’, maar dan met wat
antropomorfe trekjes) die een lichte fascinatie hebben voor scherpe
voorwerpen en zich voeden met kindertanden. En dan komt de hele
santenkraam vrolijk op gang.
Houd u vast aan uw bretellen, want wat dan volgt is zo’n
aaneenrijging van clichés dat het verdomd moeilijk is om er niet
onpasselijk van te worden. U zou mij ervan kunnen beschuldigen dat
ik nu ‘spoilers’ ga lanceren, ware het niet dat elkeen die een idee
heeft van wat er zoal in spookhuizen zou kunnen gebeuren, exact kan
voorspellen hoe de plot – of wat daarvoor moet doorgaan – vanaf dan
loopt. Er is de oude opzichter (Jack Thompson), die weet dat het
huis niet pluis is en Sally tegen wil en dank probeert weg te
houden van de kelder. Er is de vader die zijn dochter niet wil
geloven en er een psycholoog bijhaalt. Er is de zogezegd
verrassende wending dat de stiefmoeder de enige is die het meisje
gelooft. Er is de – vanzelfsprekend in karig licht gefilmde – scène
in de bibliotheek, waar zowel de personages als de lezer via
gotische tekeningen te weten komt wat er zich zoal heeft
afgespeeld, en wat er zich nog gaat afspelen. Er is de toch wel
behoorlijk stevig van de pot gerukte finale, waarbij het buiten
onweert zoals dat alleen maar in clichématige horrorfilms gebeurt
en de elektriciteit uitvalt. Need I say more?
Ja? Wel, hier dan: al die clichés worden met een gigantische
dosis ernst en een nog veel groter gebrek aan zelfrelativering
bovengehaald. Want, laat ons wel wezen, ‘El Orfanato’ schuwde de
klassieke wendingen van de verlaten landhuis-plot ook niet meteen,
en daar werkte het wel: ten eerste omdat regisseur Bayano zich daar
focuste op een uitgekiende sfeeropbouw, en ten tweede omdat hij de
klassieke structuur met ongelooflijk veel liefde voor het medium
film leek toe te passen. Regisseur Troy Nixey hanteert de
spookhuisformule echter met bijzonder weinig gedrevenheid en doet
geen enkele moeite om de kijker niet het gevoel te geven dat ‘Don’t
Be Afraid of the Dark’ op automatische piloot is gedraaid. En als
je dan toch niets leuks kan doen met zo’n plot, durf er dan
tenminste Sam Raimi-gewijs over te gaan. Nee hoor, alles
wordt braaf en voorgekauwd afgehaspeld. Geeuw.
Tot slot zijn er nog een paar acteurs die zo erbarmelijk staan
te spelen dat je maaltijd van die avond langzaam maar zeker een
uitweg zoekt, en liefst langs boven. En het is dan niet zozeer
kindactrice Bailee Madison die op je zenuwen werkt, dan wel Katie
Holmes (wat had u gedacht?) en vooral Guy Pearce. Wij zijn hier
nochtans fans van ‘Memento’ en ‘The Proposition’, maar hier staat
de man toch vooral erg saai en vermoeiend te wezen. Voor je het
weet betrap je jezelf erop dat je zit te bidden dat hij aan het
einde van de film de duimen gaat leggen, maar 99 minuten later
bleek dat – helaas – ijdele hoop. En dan zwijg ik nog over de
tandenschepsels die hier de boosdoeners moeten uithangen: hun
vindingrijkheid is belachelijk groot (let op de scène waar ze Guy
Pearce in de val lokken), hun engheidsfactor belachelijk klein. Het
enige moment waarop je even wakker wordt, zit bovendien al in de
trailer, dus is het verdomd moeilijk om je ogen open te houden.
Vroeger werd ik boos van zo’n films – verdorie, hebben ze nou
weer zo’n rommel uitgekakt! Toen was het nog leuk – heel de film
lang scherp je je pen, denk je na hoe je deze prent voor de
enola-lezers met de grond gelijk gaat maken. ‘Don’t Be Afraid of the
Dark’ heeft echter zo’n hoog prefab gehalte, dat ik zelfs die
ongelooflijk plezante vorm van woede niet kon opbrengen. Ik ben er
alleen maar moe, ongelooflijk moe, van geworden. En moedeloos. En
lichtjes depressief.