Het oeuvre van bekende artiesten coveren is een riskante onderneming. De kans dat je er als artiest je spreekwoordelijke vingers aan verbrandt, is groot en de enkelingen die erin slagen om een cover te maken die het origineel overtreft, zijn schaars. Op Ólöf Sings komt ook Ólöf Arnalds er niet zonder kleerscheuren vanaf.
Dat ze een stukje kan zingen, bewees de IJslandse al met twee pareltjes van luisterplaten, Við Og Við (2007) en Innundir Skinni (2010). Lieflijk en ingetogen is Arnalds op haar best en ook met het e.p.’tje Ólöf Sings gaat ze die richting uit. Op het amper zestien minuten durende schijfje bundelt ze een aantal covers die ze tijdens haar tournee al vaker live speelde.
De songs die Arnalds onder handen neemt, zijn geen voor de hand liggende keuzes. Ólöf Sings bevat namelijk uitsluitend nummers van mannelijke singer-songwriters en Arnalds is de mosterd niet zomaar bij de eerste de beste gaan halen. Grote namen als Springsteen en Dylan passeren de revue, maar ze zingt ook een nummer van de Braziliaanse zanger en politiek activist Caetano Veloso en eentje van muzikale duizendpoot Arthur Russell. Het feit dat Arnalds’ timbre telkens uitstekend bij de gekozen nummers past, toont aan dat deze madam echt wel weet waar ze mee bezig is. En hoewel er zes verschillende artiesten gecoverd worden, is er duidelijk voor een samenhangend geluid gekozen. De songs sluiten dan ook perfect aan bij Arnalds’ eigen stijl. Ze zijn allemaal op dezelfde leest geschoeid, met beide voeten in een traditie van singer-songwriters met een gitaar in de hand en een bluesy baard in de keel. Die baard in de keel heeft Arnalds dan wel niet maar voor de rest leunen de covers dicht aan bij het origineel, met de akoestische gitaar als basis.
Maar dan hebben we het wel zowat gehad met de goede kanten van Ólöf Sings. Het eindresultaat is namelijk weinig opzienbarend. “Close My Eyes” kan er nog mee door en ook het tweeluik “With Tomorrow / I’m On Fire” valt wel te verteren, maar het is allemaal nogal flauwtjes. Met Arnalds’ versie van “Maria Bethânia” hebben we dan weer een haat-liefdeverhouding: de ene keer is het vocale gehuppel best te verdragen, bij de volgende luisterbeurt zorgt het alleen voor ergernis. Neil Diamonds “Solitary Man” is de beste cover op deze plaat, maar er klinkt — alweer — niet genoeg gevoel door. En aan Arnalds’ versie van Dylans “She Belongs To Me” maken we gewoon geen woorden vuil.
Ólöf Sings komt vooral erg amateuristisch over — en niet op een vertederende manier. Arnalds kan zingen, dat was al geweten, maar haar IJslandse accent stoort de luisterervaring bij deze zuiver Engelstalige mini-cd. Bij een cover is uitspraak best belangrijk, simpelweg omdat je publiek wéét hoe de teksten horen te klinken. Bij Arnalds’ eigen werk stoorde dat accent minder, deels omdat de meeste liedjes in het IJslands gezongen werden, maar vooral omdat de teksten van haar Engelstalige nummers nog vers en ongekend waren. Nu klinkt Arnalds helaas meer als één van de vele Youtube-wannabe’s die met een akoestische gitaar (en met wisselend succes) een gevoelig liedje van hun held coveren, dan als de getalenteerde artieste die ze is.
De meerwaarde van Ólöf Sings hebben we met de beste wil van de wereld nog niet weten te vinden (en dat is echt niet uit slechte wil). Doodjammer, want Arnalds heeft meer in haar mars. Waar is de vrouw naartoe die ons met Innundir Skinni wist te ontroeren? Hopelijk keert ze snel terug, maar in afwachting daarvan kunt u dus beter Innundir Skinni nog eens beluisteren. Ólöf Sings blinkt vooral uit in overbodigheid.