Van de Scandinavische geweldenaars wordt wel eens beweerd dat ze niet veel meer kunnen dan aan de slag gaan met de nalatenschap van Brötzmann, maar wie afgezakt was naar Hasselt werd geconfronteerd met een realiteit die veel rijker en genuanceerder is dan dat, al deed de ene het met finesse en de andere het met een botte hakbijl. De impact was er in beide gevallen niet minder om.
De line-up van Atomic verraadt belachelijk veel talent in één band. De vijf muzikanten zijn stuk voor stuk kleppers die in talloze contexten werkzaam zijn, waarvan er veel amper verwantschap vertonen met die van Atomic. De sound van het Zweeds-Noorse kwintet vastpinnen is intussen ook geen eenvoudige opdracht meer. De traditionele bezetting en spetterende sound doen nu en dan denken aan een geslaagd evenwicht tussen de tweede gouden Blue Note-periode, in wisselwerking met klassieke freejazz, maar de beweging die de band maakte sinds zijn debuut uit 2002 is, zoals het recent verschenen Here Comes Everybody bewees, eentje van steeds toenemende subtiliteit. Nochtans zorgde opener “Milano” meteen voor een oplawaai van jewelste.
Het is dan ook een perfecte dwarsdoorsnede van waar de band zoal voor staat, met zowel catchy thema’s en hecht samenspel, als vrijere passages. Pianist Havard Wiik mocht meteen van jetje geven en profileerde zich als misschien wel de grootste ontdekking binnen het Atomic-verhaal. Rietblazer Fredrik Ljungkvist (tenor- en baritonsax en klarinet) liet ook meteen horen een indrukwekkend veelzijdig muzikant te zijn, een die vanuit het aangereikte basismateriaal kan variëren, met sprekend gemak de band leidt en een neus heeft voor onverwacht melodische ideeën en harmonische rijkdom. Hij baande zich een weg door vijf composities van Here Comes Everybody en het iets oudere “Green Mill Tilter”, liet duidelijk verstaan de touwtjes in handen te hebben, maar gunde ook de nodige vrijheid aan z’n kompanen.
Kreeg trompettist Magnus Broo de kans om z’n sterk geaspireerde speelstijl te laten horen in “Upflog” en kon drummer Paal Nilssen-Love in het titelnummer van de recente plaat uitpakken met z’n speelse versnellingen, vertragingen en rammelende cimbalengeweld, dan was Ljungkvist degene die ervoor zorgde dat “Unity Toccata” in z’n tweede helft, waarvoor hij overschakelde van klarinet naar baritonsax, uitgroeide tot een knetterend, bevlogen hoogtepunt. De muziek van Atomic was bij momenten gespierd en virtuoos, maar werd altijd met zorgvuldigheid gebracht en subtiel uitgewerkt. Weinig bands zijn in staat om in een vingerknip een retestrakke en knallende muilpeer uit te delen, en kiezen toch bewust voor de grotere uitdaging van het uitstel. Atomic zorgde voor het spektakel dat we stiekem de hele tijd verwachtten.
De dosering en gelaagde composities van het kwintet werd volledig overboord gegooid door Fire!, het trio dat rietblazer Mats Gustafsson (de enige échte Vin Diesel van de Europese improvisatie) gebruikt om uit te pakken met gortdroge psychedelische dondersessies. Op het tweede album Unreleased werd de sound grotendeels bepaald door Jim O’Rourke, wiens gitaarwerk een grote rol speelde voor de muzikale inkleuring. Al snel zou blijken dat O’Rourke niet nodig was om het volume en de dichtgeplamuurde sound op poten te zetten. De ritmesectie van Johan Berthling (bas) en Andreas Werliin (drums) speelde daarbij vooral de kaart van het minimalisme. Het had dan ook niks te maken met de spontaniteit en ongedurigheid van jazz, maar met de lompe impact van repetitieve rock-‘n-roll.
Het concert leek zich aanvankelijk ook te houden aan de contouren van het album, met traag intensifiërende ritmes en volumes, waarbij Werliin krautrockstrak zat en Berthling een steeds dreigender ondergrond vormde voor Gustafssons variaties op enkele ideeën. Hij moest het niet hebben van diversiteit, maar van klankkleur, herhaling en gaandeweg steeds extremere texturen. Ook de Fender Rhodes werd door middel van een resem effecten en pedalen naar een steeds lawaaieriger spectrum gestuurd, tot na een eerste climax gas teruggenomen werd. Daarop volgde het slavenritme van “Please I Am Released”, dat ook nu een meeslepend hoogtepunt vormde en op zijn beurt gevolgd werd door een trip door gierende en pruttelende manipulaties. Gustafsson zat zo hard aan z’n toetsen en knopjes te sleuren dat je verwachtte dat het instrument elk moment door z’n pootjes kon zakken.
Het was geen freejazz, laat staan toegankelijke jazz, en al snel zag je dan ook volk vertrekken, maar zij die bleven waren getuige van een concert dat zo gepast had op een noisefestival. Van de creatieve ideeënrijkdom van Atomic was niets te bespeuren en een muzikant als Gustafsson heeft eigenlijk veel meer in huis dan die radicale work out-sessies doen uitschijnen, maar dit draaide allemaal om impact en om het gedonder dat de nekspieren wakker schudt, en die impact was maximaal. Een welgekomen waffel op ons bakkes.