Een dansbaar feestje voor hippe jongens en meisjes; dat zou het dubbeloptreden van Gang Gang Dance en Panda Bear moeten worden. Uiteindelijk zou het die eerste groep zijn die voor de ambiance moest zorgen, want de sterkhouder van Animal Collective liet het live net iets te vaak afweten.
Goed, op het eerste gezicht lijkt ook Gang Gang Dance niet echt uw doorsnee feestjesband: dat mixt zomaar geluiden zo divers als dubbassen, elektronica, exotische percussie, en allerhande synths, wat geregeld eens de wenkbrauwen doet fronsen. Daar moet een mens zich overzetten; eenmaal het besef komt dat dit eigenlijk gewoon om te dansen is, lukt het allemaal wel. Dan probeer je niet langer om de soms bijna abstracte geluidscollages te doorgronden, je volgt gewoon het ritme van de vele drums.
Is opener “Adult Goth” nog een opwarmertje, dan is “Chinese High”, drie nummers en een half uur later, een hoogtepunt. Een pak forser dan op plaat — waar het bijna popmuziek lijkt — is dit vettige, hevige dansmuziek die een en al ritme en rondsuizende loops is. Gang Gang Dance houdt van volgeplamuurd: als er nog een drumroffel bij kan, dan zeker. Nog een toetsenlijntje? Graag! En ondertussen vertimmert frontvrouw Liz Bougatsos haar oorspronkelijke zanglijnen tot woordenloze klanken in afsluiter “Mindkilla” dat van begin tot einde kolkt en hobbelt: staccato toetsen geven een ravegevoel, de drums zwepen op en op. Noem het “carnaval voor gevorderden”, maar toch ook vooral “geweldig”. Dit was het feestje van de maand.
Op papier had Panda Bear daar nochtans óók voor kunnen zorgen: hoewel hij nooit beroemd zal worden voor rechttoe-rechtane danshits, heeft Noah Lennox met het dit jaar verschenen Tomboy een plaat op zak die in zijn beste momenten een stevige trance weet op te wekken. Niet dat dat ook maar ergens een garantie voor hoeft te zijn: net als bij zijn band Animal Collective, was Lennox solo er de man niet naar om tijdens zijn liveshows nummers te spelen die het publiek al kent. Neen, liever opteerde hij voor obscure shit en lichtjes ondoordringbare toestanden.
Vanaf opener “You Can’t Count On Me” is het duidelijk dat het er vanavond anders aan toe zal gaan: de setlist bestaat — op de bissen na — louter uit songs van dat laatste album, álle songs in de volgorde van de plaat, om precies te zijn. Het duurt even voor het nummer op gang komt: er is iets mis met de projector, waardoor er geen visuals verschijnen op het witte doek achter Lennox en knoppendraaier Sonic Boom (voormalig Spacemen 3-lid dat ook Tomboy mixte). Op de koop toe vergeet iemand de zaallichten te doven, en een zichtbaar geërgerde Lennox weet weinig anders te doen dan wat te friemelen op zijn gitaar. Pas wanneer het alsnog donker wordt, weergalmt de als een mantra herhaalde titel door de Orangerie.
Het zal zijn sterkste vocale prestatie van de avond blijken: Lennox toont zich met zijn slaapwandelend stemgeluid allesbehalve een begenadigd zanger, en zorgt er zo voor dat zelfs kleppers als “Last Night At The Jetty” en “Surfer’s Hymn” (de krachtige beats in het eerste en het vrolijke refrein van dat laatste ten spijt) een wazig blubbergeluid meekrijgen. Een stevige sjot onder zijn gat, dát zou hem deugd doen, want zelfs de grootste fans (ja, ook die onuitputtelijke armzwaaier op de eerste rij) staan te geeuwen bij de eentonige drab die “Drone” en “Scheherazade” hier worden.
Als de laatste tonen van “Benfica” weggeëbd zijn, hangt er dan ook twijfel in de al behoorlijk leeggelopen zaal. Hoe meeslepend Panda Bear bij momenten immers klonk — het melancholische “Alsatian Darn” was zo’n lichtpunt in het midden van de set –, het was ook vaak op de tanden bijten en wachten op de geniale flitsen die Panda Bear toch elke keer weer in zijn set weet te smokkelen. Er wordt maar halfslachtig om bissen gevraagd, maar Lennox keert terug, en tovert, compleet onverwacht, “Ponytail, “Comfy In Nautica” en “Bros” boven, de drie meest onweerstaanbare tracks uit doorbraakplaat Person Pitch.
Het is de ommezwaai die er al veel eerder had moeten komen, en de uitputtingsslag die het optreden tot dan toe was, maakt alsnog plaats voor het licht euforische feest waar we stiekem op gehoopt hadden. Too little, too late? Misschien wel, maar met dit niet kapot te krijgen trio weet Lennox zodanig te overtuigen, dat we er bij Panda Bears volgende Belgische passage waarschijnlijk toch wel weer zullen staan. Met hem weet je immers maar nooit.