Will Sheff van Okkervil River kiest niet de gemakkelijke weg. Vond hij met I Am Very Far een manier om vanuit americana en popnummers tot hoekige artrock te komen, dan tekende de band live voor een schizofreen concert dat nooit vond wat het nu wilde.
Voorprogramma Sunday Bell Ringers is een straffe groep, dat hoor je meteen. Muzikaal begaafd, goed op elkaar ingespeeld, en de klank zit — weliswaar iets te luid — ook goed. En toch staan we er maar wat bij, een lichtjes wippend been in “June (Like A Child)” of een knikkend hoofd in “Angry Rabbits” niet te na gesproken. Ligt het aan de songs van Joeri Cnapelinckx die niet echt overtuigen? Geen idee, maar ondanks een prachtig geluid slaat de groep geen gensters.
Het ligt in elk geval niet aan de geluidstapijten waarin breed wordt gegaan, en “veel” geen te mijden woord is: twee keyboards, drums, bas, gitaar en af en toe een sax worden op elkaar gestapeld. Maar dat overwegend stapvoetse ritme en het gebrek aan melodieën die echt blijven hangen, doet de groep uiteindelijk de das om: het is perfect uitgevoerd geluidsbehang waar we geen kwaad woord over kunnen zeggen, maar waar we nu ook weer niet warm van worden.
Is er nog ruimte voor intellectuelen in de rock? Wel natuurlijk; Will Sheff van Okkervil River ziet er uit als een bibliothecaris die net onder een omgevallen boekenkast komt uitgekropen, maar zingt zijn cryptische, bespiegelende teksten vol bloed en geweld wel met de drive van een negentienjarige punker. Het zorgt vanavond voor een concert dat van bij de start hard en bruut klinkt; als was de Orangerie van de Botanique een rumoerig café dat bedwongen moet worden.
Het begint ook even rommelig met een half uur dat slordig en rafelig aanvoelt. Zelfs een prachtnummer als “Wake And Be Fine” gaat al in de helft de mist in, en wordt dan maar naar zijn eind gejamd. Het ingetogen “Piratess” zwalpt. Maar dan komt er beterschap. Uitzonderlijk op deze tour wordt “Seas Too Far To Reach” van op het oude Down The River Of Golden Streams nog eens opgediept. Met een lapsteel en trompet wordt de inkleuring al meteen een stuk rijker — meer richting de alt.country die de groep in de begindagen aanhing, dan de poppy artrock van de laatste vijf jaar.
Het is een moeilijk, zoekend begin, en het onderstreept nog maar eens Sheffs uitlating bij de release van het recente I Am Very Far dat hij het vlotte, bijna poppy geluid van het tweeluik The Stage Names/The Stand Ins — nochtans zijn beste plaat tot nog toe — wel had gehad. Slechts zelden zoekt hij die periode op, maar het is wel met een daverend “Pop Lie” dat dit optreden eindelijk zijn focus vindt. Sheff brengt het nummer — een genadeloze aanval op de illusies van meefluitbare pop uiterst meezingbaar gebracht — vol vuur en strak. Het is de stamp in de kont die dit optreden nodig had. Niet alleen de band is er weer bij, ook het publiek is nu mee. “We Need A Myth” is hoekiger — het nieuwe I Am Very Far moest van Sheff absoluut moeilijker zijn –, maar gaat er desondanks vlot in. Een beukend “The Valley” gaat helemaal voor kracht.
En toch laat Okkervil River het optreden weer inzakken, afkerig van het al te gemakkelijke. Een trage teveel, een “John Allyn Smith Sails” dat te hard op de flard “Sloop John B.” leunt,.. het duurt tot de finale voor de groep eindelijk opnieuw wat overtuigt. Met discosong — jawel — “Your Past Life Is A Blast”, maar vooral “Our Life Is Not A Movie Or Maybe”, natuurlijk; het Arcade Fire-achtige nummer dat ons deed dromen van die andere wereld waar het ongetwijfeld een hit zou geweest zijn. Een in een einde vol chaos uitmondend “Lost Coastlines”werkt af.
We schreven het al: I Am Very Far was ongetwijfeld broodnodig voor Will Sheff om niet in een creatieve impasse te belanden, maar dit optreden wilde te veel de kerk in het midden houden tussen die laatste plaat en wat vooraf ging, en vond vooral geen manier om dat goed te doen. We hebben goeie momenten gezien, maar we hebben in dit lange optreden van bijna twee uur ook iets te vaak verveeld rond gekeken. We hebben Okkervil River al sterker geweten.