Als frontman van Deerhunter een indieheld. Marfan-patiënt zijn en niet weten hoeveel jaren nog te gaan. Je outen als homoseksueel en een aseksueel leven leiden. Fonkelen als een ster in de blogosfeer en thuis onthecht wegkwijnen. Dat is Bradford Cox. Op de derde plaat van Atlas Sound croont hij zich als het ware een weg doorheen dat schizofrene bestaan.
“ Imagebuilding!” roept al wie van slechte wil is bij het lezen van zo’n inleiding. Het is Bradford Cox’ eigen fout: hij is er immers niet vies van. Zo durfde hij in de begindagen van Deerhunter on stage wel eens in koketteren in frivole zomerjurkjes, terwijl de anderen de smerigste pokkeherrie uit hun instrumenten persten. Maar dat is lang geleden…en nu is er die hoes. Als het spookbeeld van David Bowie ten tijde van Let’s Dance poseert hij met een vintage fifties-microfoon in de hand. De foto is trouwens van de hand van Mick Rock, ook verantwoordelijk voor de hoes van Raw Power en Transformer. Lou Reed? The Stooges? David Bowie? Of Cox aan dat lijstje kan worden toegevoegd kan alleen de muziek uitwijzen.
En die is goed, maar (nog) niet van het niveau van bovengenoemde heren. Straffe versies van Hank Williams’ “ I’m So Lonesome I Could Cry“ en Rodgers And Harts “ Blue Moon” op Cox’ blog bevestigden het al eerder: de man heeft het croonen ontdekt . Ook nu doet hij dat uitstekend in het donkere “Te Amo”; begeleid door een dromerige synth, subtiele percussie en enkele penseelstrepen bas bezingt hij als een 21ste-eeuwse romanticus de liefde voor een imaginaire minnaar. Niet zo gezond voor het geestelijk evenwicht dunkt men. “When you’re down you’re always down” luidt de conclusie dan ook. Als moderne crooner levert Cox ook het sterke “Doldrums“ af, maar het hoogtepunt van het album is “Modern Aquatic Nightsongs”. De zachtjes meetikkende drumcomputer en de door flanger en echo vervormde toetsen roepen het beeld op van een ‘s nachts ronddobberende Steve Zisou uit The Life Aquatic van Wes Anderson. Van in zijn reddingssloep tuurt die moe getergd over het gitzwarte water; zal hij ooit wraak kunnen nemen op de luipaardhaai die zijn beste vriend opvrat?
Tijdens “Amplifiers“ ratelt Casper The Friendly Ghost, zittend op een Marshall, tevreden met zijn ketens. Met een mooie baslijn en akoestische gitaar freewheelt de zanger op het eerste gehoor door zijn besognes, maar een op hol geslagen delay-pedaal verraadt kapers op de kust. Ook het titelnummer lijkt in eerste instantie een doordeweekse rocker. De naar de achtergrond gemixte blieps maken er echter een benauwende, donkere trip van. Een koortsdroom van een song. Toch staan er ook stinkers op dit album. Het folky “Terra Incognita” is ronduit saai, “Praying Man” overstijgt de middelmaat niet en met “Mona Lisa” solliciteert Cox spontaan voor een plaatsje op de playlist van MNM.
Parallax is Atlas Sounds meest coherente, toegankelijke maar ook intieme plaat tot nu toe geworden. Cox verkiest op dit moment ambachtelijk gesmede songs met kop en staart boven soundscapes en maakt de luisteraar explicieter dan ooit duidelijk what makes him tick. Het is een moedige zet, maar tegelijkertijd wordt er aan spanning en avontuur ingeboet. Als hij in de toekomst beter het evenwicht tussen traditie en experiment bewaart, staan er hem toch nog grootse dingen te wachten…zoals een plaatsje tussen die groten?