Voor wie de mooie reeks Belgica’s bij Uitgeverij Voetnoot nog niet mocht ontdekken: de serie telt inmiddels negen interessante delen, met bijdrages van onder meer Erwin Mortier, Stefan Hertmans, Yves Petry en Paul van Ostaijen. Deel zeven nam Bart Koubaa voor zijn rekening, schrijver van een aantal matig tot goed ontvangen romans.
De Belgica’s moeten, net als de reeks Perlouses (24 deeltjes met Franse literatuur) en Moldavieten (18 Tsjechische schrijvers aan het woord) een uitgebreide synthese worden van waar de Vlaamse en Waalse literatuur vroeger en nu voor stond en staat. Wie de naam Bart Koubaa hoort, kan allicht moeilijk oordelen of het hier over een Waal of een Vlaming gaat. Koubaa is echter een pseudoniem voor Van den Bossche, wat er op wijst dat het om een auteur van Vlaamse makelij gaat. Uit het vorige werk van Koubaa kon men afleiden dat de man niet weinig affiniteit heeft met de Nederlandse taal, maar helemaal naar de diepte gingen zijn romans niet. Wel interessant aan Koubaa’s oeuvre is dat de schrijver heel wat genres heeft uitgeprobeerd. Van satire tot psychologische roman: altijd zoekt hij naar een evenwicht, zowel binnen de romans als over zijn hele productie heen.
Dat Koubaa graag vertrekt vanuit “de mens van alledag”, blijkt eens te meer uit het korte De sleutel. Over iets minder dan vijftig bladzijden volgt de lezer de gepensioneerde zakenman De Vries, die na het overlijden van zijn beide ouders dagelijks naar het bos gaat om insecten te vangen. Deze bestudeert hij bij thuiskomt onder zijn microscoop, als wapen tegen de eenzaamheid. Op een dag wordt De Vries gevolgd door een hond, die hij besluit te verzorgen en die de naam Bas krijgt. Wanneer de zakenman even later het sleuteltje van zijn fietsslot verliest en dat een mallemolen aan grappige toestanden in gang zet, blijkt dat bepaalde zaken verband houden met elkaar. Nieuw is de formule niet, maar plots wordt de zakenman op pension bezocht door visioenen aan wijlen zijn ouders, tegen de achtergrond van een absurde situatie die nachtmerrie-achtige allures begint aan te nemen. Bepaalde recensenten nemen het woord “kafkaësk” in de mond en inderdaad lijkt De Vries gevangen in een absurde logica waar hij zich niet zelf kan tegen verzetten.
Blijkens de verwijzing naar Kafka en diens De metamorfose kan men eigenlijk niet spreken van een nieuwe, opzienbarende schrijverstruc, maar Koubaa springt heel vlot met de techniek om en zijn korte boekje vormt dan ook aangenaam leesvertier zonder meer. Wie de Belgica’s volgt en verzamelt, zal metDe sleutel niet voor een onaangename verrassing komen te staan. Tevens is het een goede kennismaking met Koubaa en vormt De sleutel een enthousiasmerend opstapje naar meer uitgebreid werk van deze auteur, zoals De leraar, Vuur of Maria van Barcelona — drie boeken met een totaal andere insteek overigens. De sleutel is immers geen parel die men meerdere malen dient te herlezen.