Writer’s block. Depressie. Alles weggooien en helemaal opnieuw beginnen, het is de vrees van iedere artiest. Het overkwam ook Apparat, het eenmansproject van Sascha Ring. De Berlijnse technoprins wist even van geen hout meer pijlen te maken en trok naar Mexico om te herbronnen en om zijn liefde voor het vak terug te vinden.
Apparats verblijf in Mexico verliep echter vrij stroef. Eenmaal terug in Berlijn was de man niet helemaal tevreden met zijn opnames uit Latijns-Amerika. Het was de bevriende gitarist Patrick Christensen die maar net een nieuwe depressie kon voorkomen; hij zette Apparat ertoe aan om alles wat dansbaar is en beats bevat los te laten en om resoluut te kiezen voor het akoestische pad, dat al voorzichtig verkend werd op Walls (2007). Ring gehoorzaamde en wierp alle samplers en knopjes de deur uit. Hij ruilde ze in voor een gitaar en een piano. “Ik wilde in de eerste plaats een goede muzikant zijn”, vertelt hij aan het magazine Resident Advisor.
Finaal lijkt het resultaat op niets wat Ring voorheen al gedaan heeft. Verschillende blogs en magazines haalden al de meest van de pot gerukte referenties aan. Ons doet The Devil’s Walk nog het meeste denken aan de soloplaat Go van Jónsi, getuige de belletjes, xylofoons en engelenstemmen in opener “Sweet Unrest”. Apparat moet eenzelfde droomwereld als Jónsi voor ogen gehad hebben, maar helaas faalt de Duitser bij zijn invulling ervan. “Black Water”, “Escape”, “The Soft Voices Die”, … stuk voor stuk zijn het zoutloze, monochrome, naïeve ballades die vredig voortkabbelen zonder op te vallen. Komt daar nog eens bij dat Ring niet meteen de meest wonderbaarlijke zanger is.
Had Apparat dan beter op veilig gespeeld en zichzelf herhaald met een instrumentale plaat die eerder op de clubs gericht is? Uiteraard niet. Integendeel, het valt enkel toe te juichen dat een artiest zichzelf in vraag stelt en risico’s durft te nemen. Die mogen echter het resultaat niet in de weg staan. En dan moet je jammer genoeg vaststellen dat er maar weinig groepen een drastische ommekeer goed verteren. Het komt er immers op neer om goed te weten waar je sterke punten liggen, maar eveneens je beperkingen te kennen.
Of heeft Apparat iemand nodig, een rechterhand die hem bijstaat tijdens het productieproces? Het is immers geen geheim dat de Duitser zijn beste werk collaboraties zijn met andere artiesten, zoals Orchestra Of Bubbles met Ellen Allien of het puike Moderat met de heren van Modeselektor. Het hoogtepunt van de set tijdens de huidige livetour is niet toevallig “Rusty Nails” van dat laatste project. Voor The Devil’s Walk was Patrick Christensen wel aanwezig, maar zijn rol bleef toch beperkt tot raadgever. In de studio stond Sacha Ring er alleen voor. Misschien moet Apparat maar een volledige plaat maken met Anja Plaschg van Soap & Skin. De Oostenrijkse levert hier haar stem aan het donkere “Goodbye”, ongetwijfeld het beste nummer van The Devil’s Walk.
De eerste reacties op The Devil’s Walk lagen sterk uiteen, ze gingen van “Coldplay light” tot “De Duitse tegenhanger van James Blake”. Zoals steeds ligt de waarheid ergens tussenin, al sluit die eerste opinie het meeste aan bij de werkelijkheid. Dit album is het minste wat Apparat de laatste jaren al heeft uitgebracht. Hopelijk is het een overgangsplaat, en tovert Ring de volgende keer opnieuw wat spannender uit zijn hoed.