Opeths mastermind Mikael Akerfeldt was nooit een metalcomponist pur sang, en dat leverde de band alleen maar pareltjes van albums op. Zelfs wanneer Akerfeldt het harde beukwerk overboord gooit, is zijn creatieve trein niet te stoppen.
Een prachtige maar ludieke albumhoes, duidelijk geïnspireerd door Pieter Bruegel de Oude, waarop de negen sterren de vorige Opeth-platen symboliseren en de opvallende zon Heritage voorstelt, plus een nogal weelderige boom die staat voor de huidige line-up en de roots van Opeth die in de hel (lees: death metal) liggen? De cover en de geruchten dat Opeth tabula rasa wilde maken in zijn sound zorgden op voorhand voor nerveuze reacties in metalland. Het Opethiaanse dynamische contrast tussen agressieve metal en prachtige melodieën zou zelfs verdwenen zijn. Akerfeldt waarschuwde: “Heritage is geen metalplaat”; dat was voor sommigen een reden om na de eerste luisterbeurt Heritage af te kraken.
Hier en daar werd verteld dat er de laatste jaren binnen de Zweedse band spanningen heersten. Akerfeldt zou met Heritage de band definitief naar zijn hand gezet hebben. Maar de geniale gek is sinds de oprichting de grote baas. En terecht, anders hadden Blackwater Park en Watershed, twee absolute meesterwerken, nooit zo intens geklonken, was Damnation nooit zo melancholisch en Ghost Reveries nooit zo heavy geweest. Opeth heeft veel muzikale wateren doorzwommen. Hoog tijd voor iets anders, dacht Akerfeldt (onder impuls van bassist Martin Mendez). Als er één ding is waar de Zweden een hekel aan hebben, is het een remake van voorgaand werk.
Op Heritage hoor je geen bulderende agressie meer, maar dat maakt het album er niet minder intens op. De agressie zit voortaan verscholen in Akerfeldts duistere teksten. Opeth blijft door de overvloed aan Hammond-geluiden donker, melancholisch en mysterieus klinken. Opgepast, verwacht geen ballades à la “Face Of Melinda” en “Coil”, hoewel de intro’s van “I Feel The Dark” en “Nepenthe” toch behoorlijk vertrouwelijk aandoen. Daar stoppen de referenties aan Still Life en Watershed dan ook; Heritage is bij momenten een hommage aan Akerfeldts seventieshelden. “The Devil’s Orchard” was een eerste hint. Het polyritmische gitaarwerk en het duizelingwekkende drumwerk refereren aan King Crimson. De dikke Hammond-sound voelt aan als een LSD-trip. Nog nooit klonk Opeth zo jazzy en psychedelisch. Dankzij Fredrik Akessons majestueuze solo en het epische gehalte van het nummer blijft toch iets van de oude Opeth bewaard.
De solo in het minimalistische “Haxprocess” doet op zijn beurt veel denken aan Camels Andrew Latimer en het up-tempo “Slither” is bijna pure Rainbow. Geen wonder dat Ronnie James Dio een van Akerfeldts idolen is. Maar het zou kort door de bocht zijn om eclectische nummers als “Nepenthe” en “Famine” te labelen als pure progtrips. Vooral “Famine” is een stevige brok gedurfde jazzfusion waarin spannende interludes uitmonden in wilde drum- en Hammonduitbarstingen. De dwarsfluitintro van Björn Lindh is pure Jethro Thull, maar het percussiewerk van de Peruviaanse jazzdrummer Alex Acuña brengt ons even in Afrikaanse sferen. Het finaal lekker rockende en groovy “The Lines In My Hand” heeft ook iets exotisch dankzij — hou u vast — latino-geïnspireerde drums en flamenco gitaarwerk.
Enkele passages uit het bloedmooie “Folklore” klinken nog eens als de grootse en epische Opeth. Een prachtige solo, die aan de latere Pink Floyd doet denken, is ongetwijfeld een van de hoogtepunten van het album. Ook “Marrow Of The Earth” zal elk haartje doen rechtveren. Ingetogen muzieknoten sijpelen als druppeltjes naar beneden. De afsluiter baadt in een intiem sixties James Bond-sfeertje. Sean Connery zou er nostalgisch van worden.
Wie dacht dat Opeth an sich ‘progressief’ was, zal zich in zijn koffie verslikken. Een album dat meer de richting ingaat van — als we écht naar moderne bands moeten zoeken — Pain Of Salvation, The Mars Volta en uiteraard ook Porcupine Tree (want Steven Wilson schoof weer aan bij Akerfeldt) heeft tijd nodig, veel tijd. Aan alle ongeduldigaards die teruggrepen naar ouder materiaal en durven beweren dat Opeth een eigen gezicht ontbeert: dankzij Heritage had uw metalfreak voor even geen trek meer in grunts en donderende gitaren. ‘Nuff said?