Respectabele jongeman, die Nils Frahm. Omdat hij nogal eens graag in het midden van de nacht piano speelt, dempt hij de snaren af met dikke lagen vilt (felt) zodat de buren kunnen genieten van een ongestoorde nachtrust. Achteraf bleek Frahm het geluid van zijn met vilt behandelde piano zo mooi te vinden, dat hij een hele plaat opnam met dat specifieke geluid en de ruis die ontstond doordat hij zo zacht speelde als uitgangspunt.
Frahm, die “ontdekt” werd door Peter Broderick, maakte recent furore in het neoklassieke wereldje met zijn pianowerk en met enkele samenwerkingen. Zijn soloplaten The Bells en Wintermusik werden goed onthaald en de man werd net als Broderick te pas en te onpas bestempeld als muzikaal wonderkind. Nochtans, puur gekeken op technische beheersing of op originaliteit doet Frahm helemaal niets dat hem een streep voor geeft op andere pianisten in het genre, en is het enkel de sterkte van sommige van zijn composities die hem opmerkelijk maken. Net als Broderick is Frahm vooral iemand die live weet te overtuigen, door zijn feitelijk eerder onopvallende composities met een sympathieke flair te brengen, maar die op plaat eerder gemakkelijk tot achtergrondmuziek verwordt.
Felt scoort op dat vlak gelukkig beter dan pakweg The Bells dat bestond uit volledige of halve improvisaties opgenomen in een Berlijnse kerk samen met Broderick, waardoor de meeste composities erop totaal inwisselbaar en weinig verrassend waren. Op Felt gebruikt Frahm nog steeds een half geïmproviseerde aanpak ten opzichte van zijn composities, maar tegelijkertijd valt op dat hij hier wel vaker aandacht besteedt aan de uitwerking van zijn opnames, en vooral op de sonische beleving ervan. Felt is dan ook erg mooi opgenomen, en is absoluut hoofdtelefoonmateriaal, ook omdat het een erg stille plaat is, die zich als het ware voortbeweegt op het ritme van de nacht.
Frahm is het sterkste wanneer hij zich in zijn comfortzone bevindt, namelijk het terrein ergens tussen minimalistische componisten als Michael Nyman of Philip Glass en dreunende ambient zoals dat vaak te horen valt bij Type Records of Erased Tapes (waarop Frahm zijn platen ook effectief uitbrengt). Op die manier zijn de drie eerste tracks op Felt, “Keep”, “Less” en “Familiar” goede nummers, die ook vrij verschillend muzikaal terrein beslaan. “Unter” daarentegen verliest zichzelf in een gefaalde poging om te componeren in de lijn van impressionistische componisten als Debussy of Ravel, en hervalt dan in een totaal overbodige spielerei met gefluit en een harmonium.
“Unter” kan gezien worden als de scheidslijn op Felt, want vanaf dan lijkt het gedaan te zijn met de inspiratie, en doet Frahm niet veel meer dan een beetje jammen op uitgemolken pianoclichés. “Old Thought” bestaat zo bijvoorbeeld slechts uit een zich constant herhalend akkoord waarover Frahm dan zijn rechterhand wat laat improviseren, wat pas helemaal aan het einde interessant wordt. “Pause” is niet veel meer dan een geïmproviseerde opeenvolging van gemakkelijke akkoorden dat enkel door de subtiele productie van de totale irrelevantie gered wordt. Afsluiter “More” is dan een kleine return to form met een mooie verweving van ritmes en toch vooral weer die typerende ambient productie. Hoewel die productie aanvankelijk erg interessant is, wordt aan het einde van de plaat de constante ruis en het erg naar voren gedrukte geluid eerder een stoornis dan een verrijking.
Nils Frahm wordt her en der genoemd als een jonge pianovirtuoos, maar op basis van zijn opgenomen output kunnen we dat niet echt beamen, en denken we dat sommige recensenten er goed aan zouden doen om eens naar echte pianovirtuozen te luisteren. In het beste geval klinkt Frahm als een minder excentrieke Keith Jarrett anno The Köln Concert (gelukkig zit Frahm niet ook de gehele tijd te kreunen). Felt is weliswaar “mooi”, maar is dat zonder weerhaakjes, zonder durf, en speelt te veel in op gemakkelijke clichés. Ideaal als filmmuziek of om bij in slaap te vallen, maar als u écht uitdagende (laat staan virtuoze) pianomuziek wil horen, moet u elders zijn.