Zomer.
Een mens zou op deze Belgische laagvlakten nog vergeten dat er bij
dat woord ook een warmer weertje hoort. Nu de herfst zich weer
opdringt, trekt de zon zich dan maar terug in een klein hoekje op
het podium van de Ancienne Belgique, waar Brian Wilson en zijn
tourband het kwik de hoogte in jaagden met een set die de
klassiekers van George Gershwin en The Beach Boys aan mekaar reeg.
U leest het goed: Gershwin. Op vraag van zijn familie kuiste Brian
Wilson de indrukwekkende songbook van de Tin Pan Alley-componist
uit – best een taaie opdracht, want Gershwins oeuvre is bijna
onuitputtelijk en laveert vrolijk tussen opera, orkestmuziek,
theaterstukken, jazz en pop. In de AB kwam hij het resultaat, een
kloeke plaat van 14 titels, integraal voorstellen onder begeleiding
van wat Paul McCartney ooit de beste tourband ter wereld
noemde.
Vragen hoe dat klonk, is eigenlijk overbodig. Wilson begrijpt als
sinds de jaren ’60 als geen ander hoe je met weinig middelen een
fantastische popsong schrijft, en de eigenzinnige manier waarop hij
het werk van Gershwin naar zich toe trekt, bevestigde alleen maar
dat een vos wel zijn haren verliest, maar niet zijn streken. We
gaan niet beweren dat elk nummer een even degelijke interpretatie
van de oude meester was, maar het verdient op zijn minst
bewondering dat Wilson de 14 songs zo naar zijn hand zette dat het
ook voortdurend spannend bleef. ‘It Ain’t Necessarily So’ en het
heerlijk swingende ‘They Can’t Take That Away From Me’ waren wat
ons betreft de hoogtepunten, maar eigenlijk was het geheel niet
minder dan uitstekend.
En toen moest de echte pret nog beginnen: een negentig minuten
durend salvo van Wilsonhits – daarvoor komen wij al eens onze luie
stoel uit. Bandlid Jeff Fosket omschreef Brian als de schrijver van
ongeveer elk nummer dat je ooit hoorde, en daar zit meer waarheid
in dan je denkt. Zonder hem waren The Beach Boys zelfs nooit van de
grond gekomen. Zowat iedere klassieker die ze ooit inzongen, werd
door Brian Wilson op papier gezet. Sterker nog: op een dag kwam hij
aandraven met een hoop teksten en arrangementen waar de band niet
echt wild van was. Hij overtuigde hen om het boeltje toch maar in
te spelen, waarna hij de hele zwik samengooide. Die plaat heette
‘Pet Sounds’.
Om maar te zeggen: als het genie zijn duivels ontbindt, is er geen
houden aan. Dat was in Brussel niet anders. California
girls, chili dogs, surfplanken, veel zon, een roedel
jongensstemmen en een schare eenvoudige instrumenten – daar hebt u
het geheim. Weinig aan, maar u doet het de heren op het podium niet
na. Het beste uit de Beach Boys-cataloog zoefde aan een
indrukwekkende rotvaart voorbij. ‘Dance Dance Dance’, ‘California
Girls’, ‘Add Some Music To Your Day’ en andere ‘Surfer Girls’
werden in deze set gedecimeerd tot middelmatige voorproefjes van
het vijftal ‘Sloop John B’, ‘Wouldn’t It Be Nice’, ‘God Only Knows’
(“the best song I ever wrote”, aldus Wilson), ‘Heroes And Villains’
en ‘Good Vibrations’ – allevijf na elkaar, alsjeblieft.
Een kniesoor zou er nog om malen dat Brian Wilson te weinig als
onbetwiste frontman uitgespeeld werd. Wij zijn daarentegen blij dat
hij dat niet deed. Zijn songs schreef hij voor The Beach Boys, een
band van vijf jongens waarvan niemand echt de voorman was, en zeker
Brian niet. Het heeft dan ook geen enkele zin om hem nu wel als
spil van de songs op te voeren. Neen, aan zulke piëdestals heeft
zijn oeuvre lak. Wel een meesterzet: de band die hij rond zich
verzamelde. Stuk voor stuk getalenteerde muzikanten, die spelen met
een enthousiasme en een bravoure die The Beach Boys alle eer
aandoen.
Ook in de bissen speelden zij alsof hun leven ervan afhing, en
gekoppeld aan de rist fantastische songs die nog volgden – onder
meer ‘Barbara Ann’, ‘Help Me, Rhonda’ en ‘Surfin’ Usa’ – leverde
dat een uitgeleide zonder weerga op. Op wereldklasse staat geen
leeftijd, en op het vernuft van Brian Wilson staat geen maat.