April 2005. Mijn toenmalig leraar Latijn stormt de
klas binnen, het Nieuwsblad van die dag met gestrekte arm voor zich
uit houdend. Op de voorpagina: een foto van Joseph Ratzinger, net
tot paus Benedictus XVI uitgeroepen, die met een slap handje het
Sint-Pietersplein groet, vergezeld van de kop ‘Ave, Benedictus’.
Met een stem die de verontwaardiging en woede moeilijk kan
verbergen vraagt hij aan de klas aan welke gigantische taalfout de
journalist zich schuldig heeft gemaakt. Het blijft stil, maar na
een tijdje is er toch iemand die z’n hand opsteekt. Het moest
Benedicte zijn. Vocatief. Half de bewuste leerling
prijzend, en half de bewuste journalist beschimpend, voegt hij
eraan toe dat het Latijn een elitaire taal is, die aandacht en
concentratie vraagt van diegene die zich ervan bedient. Wees
gewaarschuwd, Nanni Moretti!
Het Latijn wordt in ‘Habemus Papam’ echter beperkt
tot die ene zin waarin de camerlengo (sinds ‘Angels &
Demons’ toch een behoorlijk algemene term) aan alle gelovigen
bekendmaakt dat de kardinalen er na enkele dagen dan toch in
geslaagd zijn een opvolger te kiezen voor Johannes Paulus II – de
film begint met archiefbeelden van diens uitvaart – met name
outsider Melville (Michel Piccoli). Probleem is echter dat de
kersverse herder aller katholieken niet echt voorbereid is op
zoveel verantwoordelijkheid en een aanval van plankenkoorts krijgt
wanneer hij het balkon op moet. Terwijl de onrust op het
Sint-Pietersplein groeit, trekt de nieuwe paus zich terug in zijn
vertrekken. De wanhoop nabij, besluiten de kardinalen en de
pauselijke woordvoeder om er een dokter en zelfs een
psychoanalyticus (een rol van Nanni Moretti zelf) bij te halen.
Melville voelt zich door zijn nieuwe functie en door de verzegelde
deuren van het Vaticaan echter zo opgesloten, dat hij maar besluit
om te gaan lopen.
In een tijdperk waarin de naam van de
rooms-katholieke Kerk vooral verbonden wordt met pedofilie- en
andere schandalen, zou het voor de hand liggen om ook een film te
maken waarin je dat fel gecontesteerde instituut genadeloos
neersabelt, maar dat doet Nanni Moretti nu net niet – hoewel hij
dat in 2006 min of meer wel deed met Silvio Berlusconi in zijn ‘Il
Caimano’, waarop ‘de Kaaiman’ meteen de verkiezingen verloor.
Enerzijds is het wel moedig van Moretti dat hij ervoor kiest om de
Kerk niet al te hard aan te pakken – dat zou misschien net iets te
gemakkelijk scoren zijn – maar anderzijds kan je je na het bekijken
van ‘Habemus Papam’ nogal moeilijk van de indruk ontdoen dat
Moretti’s nieuwste wel wat pittiger had mogen zijn. De tragikomedie
waarmee hij nu afkomt, blijft immers veel te veel aan de
oppervlakte om een blijvende indruk te maken.
De premisse biedt nochtans een hoop mogelijkheden:
want is die titel van paus immers wel zo gewild als de machtsgeile
blik van Ratzinger zes jaar geleden deed uitschijnen? Moretti wil
ons alleszins doen geloven van niet: tijdens het conclaaf doet
zowat elke kardinaal een vluchtig schietgebedje om toch maar niet
de uitverkorene te zijn, en wanneer er dan eindelijk iemand
verkozen wordt, bezwijkt die onder de druk. Nog meer ironisch
echter is dat Moretti de acteur een psychoanalyticus vertolkt, maar
dat Moretti de regisseur verzaakt aan zijn taak om de psyche van
zijn hoofdpersonage vakkundig te analyseren. Hij reikt wel enkele
interessante ideeën aan – vooral de acteur als metafoor voor de
paus en vice versa is slim gezien – maar laat vervolgens na om daar
ook echt iets mee te doen. Na een dik halfuur loopt Melville weg
uit het Vaticaan, om tegen het einde van de film met hangende
pootjes terug te keren, maar in de vijftig minuten of drie dagen
tussenin, verandert er niet alleen bijzonder weinig aan de
persoonlijkheid van de arme man, maar leren we hem ook helemaal
niet goed kennen.
Dat komt deels doordat Moretti de op z’n zachtst
gezegd betwijfelbare keuze maakt om de plot omtrent de
plankenkoortspaus tot subplot te degraderen, en zich meer en meer
te focussen op de aanwezigheid van een op sceptische blikken
onthaalde psychoanalyticus in het Vaticaan. Begrijp ons niet
verkeerd, het gros van die scènes is best wel leuk – Moretti weet
duidelijk perfect waar zijn eigen komische grenzen liggen, en
probeert ze dan ook nooit te overschrijden – maar het blijft net
iets te algemeen om ook indruk te maken: de relatie tussen de
psychiater en de kardinalen wordt nergens concreet genoeg om de
prangende vragen te kunnen stellen die een ontmoeting tussen een
intrinsiek rationele figuur en intrinsiek dogmatisch ingestelde
personen normaal gezien met zich zou meebrengen. Alsof Moretti laat
aanvoelen dat er ergens wel (al dan niet) onoverbrugbare
verschillen zijn tussen de geestesdokter en de kerkelijke leiders,
maar zelden of nooit concreet aanwijst waarin die verschillen
liggen. Zo is er een scène waarin er zich eventjes een discussie
lijkt te ontwikkelen tussen de psychiater en een voorname kardinaal
omtrent de menselijke evolutie, maar wanneer de therapeut het
Darwinisme vermeldt, besluit Moretti om meteen weg te cutten.
Moretti is duidelijk niet op zoek naar controverse, en dat is een
verdedigbare keuze, maar het ontneemt de film wel een pak
scherpte.
Nu en dan vervalt Moretti’s zachte toon ook in een
ietwat overbodig sentimentalisme of gratuite karikaturen: scènes
waarin het hele Vaticaan in de handen klapt op het ritme van een
liefdesliedje, of waarin het meest karikaturale lid van de
Zwitserse Garde zich volpropt met gebak komen de film niet meteen
ten goede. Maar het is niet één en al kommer en kwel: er zitten een
paar mooie plaatjes in de film – een stoet kardinalen die onder
fresco’s van Michelangelo doorheen de Sixtijnse kapel trekt heeft
altijd wel iets schilderachtigs -, Michel Piccoli is bijzonder
genietbaar als de probleempaus en Nanni Moretti heeft voldoende
komisch talent om van ‘Habemus Papam’ best wel een genietbaar
filmpje te maken, met als topper een scène waarin hij kaart speelt
met enkele oudere kardinalen (er zijn er immers geen andere) en hen
op slinkse wijze om de tuin leidt. Of wat bij grijze dienaars van
God voor ‘slinks’ doorgaat natuurlijk.
Er was voor het verschijnen van ‘Habemus Papam’
naar het schijnt weer heel wat consternatie binnen de muren van het
Vaticaan (hebben ze daar in Rome eigenlijk wel iets anders te doen
dan zich druk maken over films en boeken allerhande?), maar het
excommunicatieformulier voor Nanni Moretti mag wel terug
weggestoken worden, net zoals Nanni Moretti zelf de scherpte
waarmee hij in 2006 Berlusconi te lijf ging jammer genoeg ook heeft
thuisgelaten. Met een pittige nasmaak had ‘Habemus Papam’ anders
wel meer kunnen zijn dan de (met momenten) leuke tragikomedie die
het uiteindelijk is geworden.