Roadrunner
Arcade Music, 2011
Een eerste tip aan Dream Theater:
wanneer je met een album getiteld ‘A Dramatic Turn of Events’ komt
aandraven, wees dan zeker dat het op zijn minst een degelijke brok
muziek is. Met een zwak album als dit geef je critici de pap in de
mond om met behulp van een flauwe woordspeling duidelijk te maken
wat voor een drama dit eigenlijk is. Tweede tip aan Dream Theater:
ruim alles op, doe de deur op slot en laat deze band eens een
flinke tijd met rust.
Iemand moet Dream Theater – en dan vooral gitarist John Petrucci en
toetsenist Jordan Ruddess – eens flink aan de oren trekken en naar
albums als ‘Images & Words’ en ‘Awake’ laten luisteren. Waar
deze jongens vroeger nog vooraan het front van de progressieve
metal meevochten, doen ze nu zowat alles fout en is het moeilijk om
ook maar één factor te vinden die het album enigszins luisterbaar
maakt. Van ‘Black Clouds & Silver Linings’ werd ik al niet
warm, maar dat was simpelweg een teleurstelling. Heel erg jammer
allemaal, maar meer ook niet. Met ‘A Dramatic Turn of Events’ heeft
Dream Theater het voor elkaar gekregen een album te creëren dat zo
slecht is, zo frustrerend om naar te luisteren, een album dat
getuigt van zo weinig muzikaal inzicht, dat je je moet afvragen of
deze groep zich ooit nog wel zal kunnen herpakken.
Het grote probleem is dat Dream Theater niet meer weet wat
progressieve rock, of zelfs intelligente muziek in het algemeen,
conceptueel betekent. En dat is een hele grote olifant in een wel
erg klein kamertje. We hebben altijd geweten dat deze muzikanten
over een karrenvracht talent beschikken en vroeger gebruikten ze
dat om slimme muziek te schrijven. Vaak voelde die wel eens
klinisch aan, maar wat maakte het uit, wanneer de muziek
interessant genoeg was?
Vrienden, die tijd is voorbij. Op dit album is niet één
interessante structurering of inventieve passage terug te vinden.
De couplet-refrein structuur wordt zelden onderbroken (tenzij die
onderbreking aan het couplet wordt geplakt) en komt vaak tot drie
keer terug binnen één nummer. En daar mag je dan ook nog eens elke
keer een extensieve intro en outro aan toevoegen. Wat hieruit
voortkomt is een handvol saaie nummers die eender welke beginnende
muzikant had kunnen schrijven. Of ja, een beginnende muzikant zou
misschien het verstand hebben om ons hier geen acht minuten mee te
vervelen.
Welja, eigenlijk is dat niet helemaal juist. Maar liefst
vier van de nummers op dit album breken de kaap van tien minuten en
zijn gekenmerkt door dezelfde hersenloze structuur die al sinds het
begin der tijden gehanteerd wordt. De overige tijd vult Dream
Theater op met de meest afschuwelijke, ondenkbaar irritante solo’s
die ik ooit gehoord heb. Het is in feite een constant duel tussen
John Petrucci en Jordan Ruddess: de twee strijden steeds weer om te
zien wie er het snelste het meest pseudo-willekeurige noten kan
aanslaan. Er zit geen enkele vorm van melodie of richting in deze
passages; het heeft geen nut, er schuilt geen idee achter en het
klinkt helemaal nergens naar. Ze hadden in feite even goed allebei
hun mannelijkheid boven kunnen halen en ermee op hun
respectievelijke instrumenten beginnen hameren om te zien wie de
grootste heeft. Of misschien is dat precies wat ze gedaan hebben,
want zo klinkt het wel. Dit is muzikale masturbatie in zijn puurste
vorm, en wanneer twee mannen dat gelijktijdig doen wordt het
allemaal nogal een beetje vies.
Maar ze zijn nog progressief hoor! Op ‘Build Me Up, Break Me Down’
horen we een elektronische beat in de intro! En op ‘Bridges in the
Sky’ krijgen we zowaar een Gregoriaans koor. Nog niet overtuigd?
Wel, datzelfde ‘Bridges in the Sky’ start met een sjamaan die heel
erg zijn best doet om mooi te keelzingen. OEWOAAAAAAAAAAA. Dit is
zó progressief. OEWOAAAAAAAAAA. Het nummer stroomt verder in tien
minuten gevuld met de eerdergenoemde saaie structuren en
peniswedstrijdsolo’s, om vervolgens op tien seconden tijd de
behoorlijke harde sound af te breken en af te ronden met een luide
OEWOAAAAAAAA. Want dat is wat progbands doen, toch? Zaken laten
terugkeren enzo? Het probleem is voornamelijk dat dit geen patroon
is of enigszins terugkeert binnen de muziek, het is het teken dat
het nummer start, dan wel eindigt. Tien minuten na de start ben je
al vergeten dat dit hetzelfde nummer is, dus moet je aan het einde
eerder lachen dan dat het een interessant concept is.
OEWOAAAAAAAAA.
Het is vooral pijnlijk om te horen hoe onnatuurlijk dit alles
overkomt. Neem nu het keyboard/gitaar gepingel in ‘Outcry’. Twee
minuten lang moet je de chaos weer eens ondergaan en er wordt zelfs
voor een keer een bassolo tussen geplaatst, waarna plots alles
wegglijdt. Er manifesteert zich een zekere rust (en die is al zo
zeldzaam) en John Petrucci grijpt zowaar een melodielijn uit de
lucht. Het is niets spectaculairs, maar de verademing die dit biedt
is nauwelijks in woorden te beschrijven. En net wanneer de rust
teruggekeerd is, lachen ze je muziekhart eens goed uit door terug
te keren naar de apocalyptische rotzooi-sound, en zo de luisteraar
nog maar eens te overladen met de wervelwind van kitsch en
smakeloosheid. En dan is het tijd om het nummer af te ronden, dus
wordt het sololawaai vrij lomp afgekapt en krijgen we een
pianosegment dat volkomen uit het niets komt. Want Dream Theater
lijkt niet meer aan overgangen te doen; wanneer er van sequens A
naar sequens B gesprongen wordt, hoeft dat maar een halve seconde
te duren, hoe stevig ze stilistisch gezien ook mogen botsen. Het
lijkt zowaar knip- en plakwerk, onvoorstelbaar hoe een band van dit
kaliber plots afkomt met zulk amateurisme.
Er is dan wel het collectief falen, maar ook individueel zouden
veel bandleden zich moeten schamen voor deze poging tot aanhoorbare
muziek. John Petrucci werd ooit nog aanzien als een waar genie, een
weergaloze virtuoos. Wanneer kindjes in de kleuterklas gevraagd
werden om Jezus te tekenen, grepen ze naar kleurpotloden en wasco’s
om een zo authentiek mogelijk portret van John Petrucci te
produceren. Maar dat genie lijkt uitgedoofd. Iemand moet hem – en
iedereen die meegeschreven heeft aan dit album – eens aanleren dat
intelligente muziek niet hetzelfde is als instrumentale
complexiteit. Technisch gezien kan Petrucci waanzinnig straf
gitaarspelen, maar wat heb je eraan als je die techniek alleen
gebruikt om te shredden? De riffs zijn ontzettend zwak en
lijken vaak uit een willekeurig metalcorealbum gestapt, en de
solo’s zijn technisch dan misschien wel indrukwekkend, maar weten
je nooit te pakken en vliegen een beetje langs je heen. Ze weten
geen emotie uit te lokken, waardoor Petrucci niet één keer een écht
memorabel stukje weet neer te leggen. Het is niet omdat je die
gitaar helemaal kapot kan spelen, dat ja dat ook op elk moment
moet doen.
Jordan Ruddess kampt met hetzelfde probleem. De man heeft creatief
meer te zeggen dan ooit en dat doet de band absoluut geen goed. Hij
zou misschien al eens kunnen starten met zijn keyboards een
degelijk geluid mee te geven, want met het geluid dat dit
speelgoedwinkelinstrument voortbrengt zou Ruddess eerder de muziek
bij de botsauto’s op de kermis moeten verzorgen dan de
lead-instrumentering van een band van deze status. Het wordt pas
helemaal triestig wanneer het ‘epische’, orkestrale geluid uit de
kast gehaald wordt. Dit is een mooi voorbeeld van hoe saai dit
album eigenlijk niet is: elk nummer (behalve de ballads)
eindigt met deze ‘grootse’ keyboards, en op één na beginnen ze daar
ook allemaal mee. Liefst van al nog met een slechte riff met flink
wat distortion erop, want dat klinkt zó goed dat ze er quasi elk
nummer mee moeten aftrappen. Ik ben vrij zeker dat het als
‘progressieve’ band (wat betekent dat woord alweer?) een flinke
faux pas is om elk nummer opnieuw weer exact hetzelfde te
doen.
Dit hierboven geldt natuurlijk maar beperkt voor de
ballads. Iedereen die ooit Dream Theater heeft geluisterd
(flinke bonuspunten als het ook nog eens om hun recenter werk gaat)
weet wat voor een mierzoete opeenhoping van camp deze
nummers zijn. Het valt het best te vergelijken met de
ballads uit animatiefilms die in de jaren ’90 rechtstreeks
op VHS uitkwamen, het soort dat je ouders voor je kochten zodat je
anderhalf uur stil voor de tv zou blijven zitten. De muzikanten van
die films hadden nog het excuus de muziek specifiek voor kinderen
te schrijven.
Dream Theater heeft geen excuus. Om over de lyrics nog maar niet te
beginnen: “Nothing you can do to change me, but accept me as I am”,
“So I waited in the shadows of my heart, and still the time was
never right”, “Have you ever wished you were someone else? Traded
places in your mind. It’s only a waste of time”. Precies op maat
gemaakt voor onzekere, ondergewaardeerde, onstabiele, ongewassen
tieners: een markt waar geen enkele zichzelf respecterende band op
zou moeten mikken. En om het niet té simpel te maken worden er ook
al eens wat metaforen bijgehaald, rechtstreeks uit een basiscursus
poëzie overgepend. Want, het leven is als een doolhof, weet je, en
sommigen raken al eens de weg kwijt… Jaja, heavy
shit.
Zanger James LaBrie doet het hier nog opmerkelijk goed; hij klinkt
live tegenwoordig al eens als een verzopen motor, maar hier houdt
hij zich wel degelijk staande. Al zal er in de postproductie
waarschijnlijk een hele hoop aan gesleuteld zijn geweest (bij
momenten klinkt het wel erg fake), maar op zijn geluid kan
je in principe maar weinig afkeuren. Hij klinkt weliswaar compleet
emotieloos, maar wat wil je als je er teksten type “in mijn ziel is
het altijd vijftien graden onder nul, ik vind alles in mijn leven
enorme flauwe kul” moet uitkramen? In diezelfde trend: nieuwe
drummer ‘andere Mike’ Mangini. Het valt op dat hij het volledige
album lang – of het nu snel of traag hoort te zijn – midtempo
speelt en dat hij eigenlijk alle snelheid met zijn voeten moet
maken, en hij zou op zich ook vaker van patroon mogen wisselen.
Zeker wanneer de rest van de instrumentering van ritme verandert.
Maar kom, algemeen gezien: niet desastreus.
En dan is er nog de Myung-factor. De verlegen Chinees van de band
geeft weer eens het beste van zichzelf en legt genietbare, strak
gespeelde baslijnen neer. Maar wie geeft daar iets om temidden van
het haantjesgedrag van Petrucci en Ruddess? Er is wel enigszins
vooruitgang: waar Myung vroeger simpelweg nooit te horen was, is
hij hier al iets prominenter aanwezig in de mix. Maar dit is
slechts sporadisch en tijdens de grote periodes lijkt het weer
alsof de band slechts uit vier leden bestaat. Het breekt mijn hart
dat deze man nog altijd zo mishandeld wordt door de band; ik zou
momenteel veel liever 80 minuten lang enkel naar Myungs baspartijen
luisteren dan dat ik het volledige album nog eens op zou leggen.
Deze man verdient veel meer appreciatie dan hij krijgt, en vooral
een veel betere band dan die waar hij deel van uitmaakt. We bidden
voor je, John Myung, want weet je, Dream Theater is als een
doolhof, en sommige mensen, euhm, raken wel eens de weg kwijt. Snap
je?
Goed, ik zou nog pagina’s vol kunnen schrijven over de
krakkemikkige productie, de solo’s waar je teelballen spontaan van
krimpen, de hoeveelheid ‘prog’ die je eveneens in een plaat van
Kiss vindt en de lyrics die met een taalgevoel geschreven zijn waar
Stephanie Meyer jaloers op zou zijn. Vele jaren geleden, toen ik
voor het eerst Dream Theater ging luisteren, hoorde ik vele
kritieken waar ik het achteraf niet mee eens was. De voornaamste
was dat het “teveel gepingel” zou zijn, muzikanten die klinken
alsof ze een diploma hebben in muziek en dit ook ten alle tijden
laten blijken. Maar nu, in een dramatic turn of events
(haha, ironie!), moet ik de tegenstanders uiteindelijk toch gelijk
geven: dit zijn geen muzikanten die met plezier spelen, alleszins
niet meer, maar die vooral hun kunnen willen bewijzen. Maar goed,
voor Nederlandstalige lezers zal het al lang duidelijk zijn: dit is
geen band die herboren is door het vertrek van Mike Portnoy, maar
eerder een op sterven na dode groep die schijnbaar niets meer te
bieden heeft. Natuurlijk zal Dream Theater blijven bestaan, daar is
de band financieel veel te succesvol voor, maar of we ooit nog een
indrukwekkende prog-release van deze vijf mogen verwachten? Ik
vrees er voor. OEWOAAAAAAAAAAAA.