Als een duivel uit een doosje. Beter kan je de manier waarop Beirut een jaar of vijf geleden plotsklaps de wereld veroverde bijna niet omschrijven. Frontman en songsmid Zach Condon, slechts negentien jaar oud maar met een ongelofelijke flair, was pardoes all over the place.
Met zijn debuutplaat Gulag Orkestar, die hij injecteerde met de balkanklanken van Bregovic, Markovic en consorten, wist Condon zowel pers als publiek te bekoren. Meer nog: een zomer lang was Beirut misschien wel de hipste band op de planeet. Overal rolde de naam over de lippen, het regende werkelijk laaiend enthousiaste kritieken. Na een uitputtende wereldtournee trok Condon zich doodmoe en een tikkeltje depressief terug in homestate New Mexico en schreef er prompt en bij wijze van therapie het zelfs nog beter onthaalde The Flying Club Cup. Een plaat waarvoor hij zich naar eigen zeggen liet inspireren door chansonniers als Jacques Brel, Serge Gainsbourg en Yves Montand. Het succes van The Flying Club Cup kreeg nog meer luister door de mensen van La Blogothèque, die voor elke song op het album een videoclip schoten op de voor hen zo kenmerkende wijze.
Het immense succes begon echter ook zijn tol te eisen: in april 2008 zegde Condon gedwongen door een chronisch slaaptekort en compleet overspannen zijn hele Europese zomertournee af. Onze innerlijke advocaat van de duivel begon zelfs te denken dat Condons creatieve bron opgedroogd was en dat hij even niet meer wist van welk hout pijlen maken. Niet helemaal fout gedacht, zo bleek achteraf. Condon werd geplaagd door angstaanvallen, ging door een fikse existentiële crisis en besloot het een tijdje wat rustiger aan te doen. In een persmededeling zei hij het zelf zo: “It’s come time to change some things, reinvent some others, and come back at some point with a fresh perspective and batch of songs. Please accept my apologies. I promise we’ll be back, in some form.”
De rusteloze ziel en eeuwige reiziger zette het touren op een laag pitje en besloot zich te settelen. Hij kocht een huis in New York, trouwde met zijn grote jeugdliefde en richtte en passant ook zijn eigen platenlabel Pompeii op. In 2009 leverde hij nog twee — ietwat teleurstellende — EP’s af: in samenwerking met The Jimenez Band, een Mexicaanse marching band, maakte hij March of The Zapotec. De tweede EP, Holland, vormde de neerslag van Condons elektronische zijproject Realpeople. Maar daarna werd het erg stil rond Beirut.
Pas nu, bijna vier jaar na zijn vorige langspeler, komt Zach Condon met een nieuwe plaat op de proppen. En het is alweer een fijntje geworden. Met negen songs en een totale duur van iets meer dan dertig minuten een tikkeltje aan de korte kant misschien, maar wel van begin tot eind heel erg de moeite. Opener A Candle’s Fire begint ingetogen met een zwaar ademende accordeon om even later in een zomerse popsong uit te barsten. Ook Santa Fe, een ode aan de stad waar hij opgroeide, is voor Condons doen een erg lichtvoetige en zelfs bijna dansbare song.
Vooruitgeschoven single East Harlem kende u misschien al, omdat Beirut het al een tijdje speelt tijdens concerten en het al lang op Youtube te vinden is. Het ingetogen Goshen wordt gedragen door een piano die pas in de helft van het lied het gezelschap krijgt van een bijna schuchtere blazerssectie. Payne’s Bay klinkt dan weer wat vrolijker en meer uptempo. Tot er zich in het midden van het lied een muzikaal intermezzo ontspint waarbij de verschillende instrumenten een voor een en laag per laag invallen, wat pas twee minuten later uitmondt in een chaotisch klinkende coda.
Ook titelnummer The Rip Tide klinkt bij momenten behoorlijk psychedelisch. Condon schreef het toen hij ging zwemmen in Brazilië en bijna verdronk in de Atlantische oceaan. “So, the waves and I found a rolling tide. So, the waves and I found a rip ride”, zingt hij. Vagabond is beslist een van de hoogtepunten van het album. Het nummer drijft op een hoekig ritme dat wordt verzacht door mellow spelende trompetten. “Left a bag of bones, trail of stones. For to find my way home”, klinkt het poëtisch. Zou Condon hiermee het einde van zijn dagen als rusteloze nomade bezingen? Afsluiter Port Of Call is opgebouwd rond de ukelele, Condons nieuwe favoriete begeleidingsinstrument.
The Rip Tide hoeft enkel in lengte onder te doen voor zijn voorgangers, en Zach Condon blijft absoluut boeien. Wat hem siert, is dat hij deze keer niet op zoek is gegaan naar een bepaalde muziekstijl om ideeën uit te halen maar dat hij in zichzelf is beginnen graven. Je zou ook kunnen stellen dat hij met The Rip Tide aantoont een eigen muzikale taal te hebben gevonden. Thuisgekomen, zoals hij het zelf noemt.