Regel 1 van de muziekjournalistiek (vrij naar John Updike): “Probeer de artiest te begrijpen en verwijt hem niet dat hij niet bereikt wat hij ook niet probeerde te bereiken.” Laat dat in het geval van Bass Drum Of Death een makkie zijn. GB City is heel erg duidelijk in wat het wil bereiken en slaagt daar met verve in.
Kort samengevat: verwacht hier geen proper geproduceerde popparels of staaltjes vakmanschap die barsten van technisch vernuft, doordachte opbouw en diepgang. Op de labelsite wordt duidelijk dat BDOD het vooral wil hebben over drugs, dromen over Elvis en religieuze meiden versieren. De muziek is dan ook navenant: rammelende garagepunk die steelt bij sixties pop, seventies punk en de garagerockrevival van de laatste vijftien jaar. Ze hebben ongetwijfeld geluisterd naar The Sonics, The Stooges en The Gories, net als bubblegum pop, glamrock en hier en daar, zoals in opener “Nerve Jamming”, vertonen ze wel heel wat overeenkomsten met het lompste van The Hives.
“Ze” is misschien wel wat veel gezegd, want blijkbaar heeft voorman John Barrett het album in zijn eentje opgenomen (live neemt hij wel een drummer mee op sleeptouw). Het heeft alleszins geen invloed op het energie- en zweetpeil van GB City, want dit is lo-fi gerammel waar alles — van drums, cimbalen en gitaren tot zang — bedekt wordt onder rioolkorsten die het allemaal lekker vettig maken. Doet het nu eens denken aan Demon’s Claws (“Get Found”) of het primitivisme van de oude Black Lips (“High School Roaches”), dan heeft het toch voldoende troeven om op te vallen tussen de honderden gelijkaardige bands. Barrett is geen Greg Cartwright, Mick Collins, Jay Reatard of Ty Segall, maar hij weet hoe een geslaagde song in elkaar gestoken wordt.
Dat doet hij door hier en daar wat klassieke oooohhss en aaaaahhs in de songs te stoppen en door uit te pakken met behoorlijk catchy melodieën, waardoor die songs na een derde draaibeurt al klinken als vergeten sixtiessongs. En vooral: op hun best — en dat is doorgaans wanneer zonder al te veel omwegen het gaspedaal wordt ingedrukt — zijn de songs volledig vetvrij en voorzien van een lekker vunzige adrenaline-injectie. Het titelnummer, de primitieve stomp van “Velvet Itch” en de fuzzrock van “Heart Attack Kid” zijn odes aan gedegenereerde rock-‘n’-roll in z’n puurste vorm. Het is geen muziek waarvan je een beter mens wordt of die je uit een identiteitscrisis haalt, maar qua entertainment kan er weinig tegenop.
De verwachte inzinkingen komen er dan ook als afgeweken wordt van de ‘snel & smerig’-koers, met het mislukte semi-psychedelische experiment “Spare Room” en het drammerige “Leaves”. “Religious Girls” zorgt evenmin voor de verwachte slotknaller, maar heeft gelukkig de titel nog mee. Origineel, consistent en bijzonder leerrijk is GB City dus niet, maar je moet maar denken aan hoe dit live kan/moet klinken en beelden van zwetende bovenlijven, rondgekeilde pinten en allerhande losgeslagen waanzin schieten door je hoofd.
…en kijk: op 9 november krijgt u de kans om dat te gaan bekijken in de Trix (Antwerpen).