Capitol Records, 2011
EMI
Velen dromen ervan, weinigen leggen het nodige
doorzettingsvermogen aan de dag en maken de nodige offers om het
ook daadwerkelijk een echte kans te geven: leven van je muziek. Dit
multiculturele collectief met Aalst als uitvalbasis kan er naar
eigen zeggen ook nog niet van leven, maar Intergalactic Lovers
hebben het al wel behoorlijk ver geschopt met deze eerste, volledig
uit eigen zak betaalde én zelf aan EMI verkochte, langspeler. Maar
wat nog niet is, kan nog komen. Rome is tenslotte ook niet op één
dag gebouwd. Dus, hoe zit het met die eerste telg?
Nu, best wel goed, eerlijk gezegd. Een op een tapijtje van
akoestische gitaar gestrum badende, uit de lage registers
optrekkende opeenvolging van pianoakkoorden, onderstut door een
pulserende basdrum, verwelkomt ons in dit lieflijke
sprookjesuniversum. Dat het daar best aangenaam vertoeven is, laat
zich al vrij snel opmerken.
Het duurt nog geen vijf minuten, of de lucht is hoogzwanger van
een melancholisch sfeertje, en lang vergeten taferelen van een
vervlogen tijd waarin de voornaamste hoofdzorg zich liet reduceren
tot de vraag of er al dan niet een goede fuif in het vooruitzicht
was voor het komende weekend, rijzen plotsklaps als paddestoelen
uit de grond.
De nummers zijn catchy genoeg om vanaf een eerste
luisterbeurt al een haak door je wang te slaan en, laten we wel
zijn, de daaropvolgende rit, waarop je langzaam maar zeker het
sonische universum van dit album binnengerijfd wordt, is er eentje
waarop ongerept plezier met bakken te scheppen valt. Eerder
vermelde catchyness gaat immers niet ten koste van
diepgang. Gelaagd als een goed doordachte pannenkoekentaart dat
deze riedeltjes zijn, en bovendien nog minstens even zoet, moge het
dan ook een genot genoemd worden om bij elke luisterbeurt wel een
nieuwe smaak te ontdekken.
Productiegewijs verdient dit album dan ook resoluut een pluim.
Het kleurenspectrum is heerlijk breed, de textuur transparant met
scherpe contouren, maar het geheel behoudt toch een zekere korrel.
Elk klankje krijgt zijn weldoordachte plaats in het geheel, met de
nodige ruimte om zich vrij uit te drukken. Dit is geen
spiegelgladde schaatsbaan, of een onontwarbare geluidsbrui, maar
muziek van vlees en bloed. Extra pluim voor de uitgesponnen
diversiteit aan gitaartexturen. Het lijkt wel of elke gitaarklank
apart de vrucht is van uren intensief en met een
hoofdpijn-inducerende drift uittesten van verschillende versterkers
en dial settings, tot dan eìndelijk die langverwachte
klik inzet.
Het is dan ook fijn te merken dat er nog eens niét getracht
wordt de luisteraar te trakteren op een zo dicht mogelijk
getimmerde geluidsmuur, die schreeuwt om onverdiende aandacht, maar
dat er een zekere rust aanwezig is. Dit is muziek die vakkundig met
veel liefde en geduld in elkaar gestoken is. Een zorgvuldig,
baksteen per baksteen, opgebouwd huis, en geen zoveelste
turn-key solution prefab. De vele geheimen die de plaat
herbergt geven zich dan ook pas na ettelijke luisterbeurten
prijs.
Voornaamste uitzondering op deze regel is single ‘Delay’, die
met zijn al te opgepept sfeertje, radiovriendelijke structuur, en
gemakkelijk meezingbare “ohoo-oohoohoo” refrein ongetwijfeld nog
menig concertpubliek in vervoering zal brengen, maar op plaat
resoluut het minst interessante element uit de verzameling is. “It
will get better”, schalt door de boxen. En kijk, het is nog waar
ook, want vanaf opvolger ‘Bruises’ zitten we alweer op het goede
spoor!
Wat ons meteen ook bij de perfecte tracklist brengt. Deze is
minutieus afgestemd om, vertrekkende van deze collectie losse
nummers, te zorgen voor een optimale verdeling van de actie- en
rustpunten, met die ballade daar pal in het midden, om de eerste
helft even rustig te kunnen laten bezinken, vooraleer voort te gaan
met het tweede luik. Het zijn dat soort details die mede
verantwoordelijk zijn voor het eerder aangehaalde gevoel van rust,
en ook bijdragen tot een indruk van een tot in de puntjes
doorgedreven afwerking.
Op enkele zeldzame momenten, zoals bijvoorbeeld de climax in
‘Drive’, blijft de luisteraar met een “net niet” gevoel opgezadeld.
In zulke situaties houdt ondergetekende wel van het gecontroleerd
opentrekken van de reverb en delay registers,
zeker op de lead vocals, teneinde het geheel in een soort
van audio-blur te doen samensmelten, en de luisteraar nog
dieper binnen te trekken in de opgetrokken klankwereld.
Voorts lijkt het laatste nummer ‘Like A Fool’, dat een
ietsiepietsie te repetitief is en iets minder tot in de
puntjes bijgeschaafd overkomt dan zijn voorgangers, een beetje te
lijden aan een “het is stilaan tijd om naar huis te gaan”-gevoel.
Alsof iedereen moe is, en stiekem snakt naar het comfort van zijn
knusse bed. Maar kijk, als afsluiter kan zoiets best nog door de
beugel!
De enige conclusie die dan ook te trekken valt, is dat dit album
een onverdunde, ongebreidelde, pretentieloze dosis fun is.
Deze lover-bende strooit liefde met de gulle hand, en
verwarmt je hart als een dik deken voor een stevig brandend winters
haardvuur. Om het met Lara Chedraouis eigen woorden te zeggen: “I
love the state I’m in”.
http://www.intergalacticlovers.com
Intergalactic Lovers zijn deze zomer onder meer nog te
bewonderen op Casa Blanca in Hemiksem, Marktrock in Leuven en
Leffinge Leure in, euh, Leffinge.