De
Gentse Feesten zouden de naam Gentse Feesten niet waardig zijn,
mochten de organisatoren hun massapubliek niet overstelpen met
tonnen overweldigende muzikale artiesten die de festivalsfeer voor
stilte dienen te behoeden. Ook op de nationale feestdag was op elke
straathoek lyrisch lawaai te horen, al zakten wij omstreeks
klokslag zeven uur met reden meteen naar de Kouter af. Niet enkel
omdat de weergoden ons ein-de-lijk goedgezind bleken, maar vooral
aangezien Boomtown dit jaar opnieuw met kwalitatief het meest
gevarieerde, avontuurlijke en kortweg beestigste programma op de
proppen gekomen is. enola koos de derde dag uit als hoogtepunt van
de festiviteiten, waar kleppers als 13&God, Hannah Peel, The
Bony King of Nowhere en Balthazar (letterlijk) het mooie weer
mochten make. Ook mocht de IJslandse componist Ólafur Arnalds een
tweede maal zijn publiek verstomd achterlaten in de holle akoestiek
van de Box, vooraleer Teddiedrum opende op het hoofdpodium. Het
werd een feestdag die voor één keer niet gehuld was in de fiere
driekleur (want geef nu zelf toe, zoveel is er eenmaal niet om fier
op te zijn), wel in feeërieke verbijstering, monden vol tanden en
grensverleggend mooie klanken.
Om eerlijk te zijn, al kon u dat vast al afleiden uit de inleiding,
keken wij die avond het meeste uit naar de gevatte geïmproviseerde
klanken die wonderkind uit het hoge noorden Ólafur
Arnalds op zijn gretig participerende publiek zou afvuren.
Mocht uw wenkbrauw reeds de hoogte in gegaan zijn bij het lezen van
de woorden ‘geïmproviseerde’ en ‘participerende’, kunnen wij u dat
helemaal niet kwalijk nemen. De concertreeks die Arnalds in Gent
deed belanden, is nu niet meteen gangbaar te noemen. Wie dacht dat
Arnalds herkenbare melodieën uit ‘Dyad 1909’ of ‘… And They Have
Escaped the Weight of Darkness’ uit zijn piano zou toveren, bevond
zich duidelijk op de verkeerde plaats. Teneinde inspiratie op te
doen voor zijn nieuwe plaat, koos Arnalds er niet voor om in totale
afzondering naar klanken te vissen. Voornamelijk om zichzelf te
verplichten dergelijke melancholische melodieën op te zoeken en
derhalve van iedere vorm van writer’s block te genezen,
verplicht hij zichzelf ertoe zijn improvisatietalent open te
stellen aan een onwetend maar welwillend publiek. Hij verschaft
zijn toeschouwers uitleg over grote vragen als het ‘waarom’ en het
‘hoe’, en meer dan eens vraagt hij hen bij te springen, of het nu
is om een langgerekte noot “aaaaaaaa” te produceren, of om met de
voeten te stampen en synchroon om de andere tel in de handen te
klappen – bij wijze van drumbeat. Zingen kon zijn publiek
volgens hem trouwens allerminst, maar laat dat bijzaak zijn op zo’n
magisch moment.
Die valse of minder valse geluiden werden dan ingezet als
loop en fundeerden het pianospel dat Arnalds uit zijn
vindingrijke vingers liet ontsnappen. Wat volgde was niet meer dan
een workshop ‘creatief musiceren’, maar u hoort ons echt niet
klagen. Arnalds is een genie als het op postklassieke arrangementen
aankomt, net zoals zijn landgenoot Jóhann Jóhannsson. Het grote
verschil tussen beiden kunnen we merken aan de manier waarop het
publiek reageert tijdens hun optredens. Waar de luisteraars van
Jóhannsson amper twee maanden geleden in de AB, als een daad van
ultieme beleefdheid, niet goed wisten wanneer ze moesten
applaudisseren en of dat überhaupt geoorloofd was, eist Ólafur
Arnalds wel degelijk spontane en minder spontane interactie met
zijn toeschouwers. Het geheel van zijn uitgebreide uitleg, het
pianospel en de opgenomen loops gunde Boomtown een blik in
de creatieve hersenpan van de componist, alsook een halfuur oprecht
prachtige muzikale scheppingen herleid tot de naakte
essentie.
Als wij eindelijk bekomen waren van dit uitermate sterk staaltje
postklassiek geweld, werd de mars richting Club ingezet waar
Eskimovrouw Nive Nielsen onder begeleiding van The
Deer Children haar debuutalbum ‘Nive Sings!’ kwam voorstellen. Dat
plaatje werd niet zomaar zonder enige hulpkracht opgenomen,
integendeel. Het rijtje van helpende handen is lang en bovenal
bijzonder indrukwekkend. Zo zorgde niemand minder dan de
rechterhand van PJ Harvey, John Parish, ervoor dat alles in goede
banen geleid werd. Naast hem verschenen ook leden van The Black
Keys, Giant Sand en (hou je hart vast!) Godspeed You! Black Emperor
op het debuut. Niet min als je indenkt dat Nielsen helemaal uit
Groenland afkomstig is. Ondanks een hardnekkige verkoudheid, toonde
de zangeres/gitariste zich goed tegen de koude bestand door een
brand te stichten in het hart van iedere welwillende luisteraar.
Nive Nielsen brengt een authentiek geluid en vergezelt dit met
ontwapenende charme. Meer dan de fabricatie van folknummers zoals
er dertien in een dozijn te vinden zijn, bewijst ze voornamelijk in
het naspel van zowat elk nummer dat ze meer in haar mars heeft. Het
venijn zit hem, zoals steeds, in de staart dus. Sommige nummers
waren zelfs zo innemend dat ze móchten statisch en schel klinken
zonder te vervelen. Daarenboven was ze schattig, en in dat opzicht
deed ze ons denken aan Mariee Sioux. In gekke nummers (zo labelt ze
het zelf) als ‘The Vacuum Cleaner Killer’ toont ze dat ze, net
zoals haar Indiaanse tegenpool, steeds over een onuitputtelijke
bron aan verbeelding lijkt te beschikken. Het gaat echter niet om
de tekst bij Nielsen, maar om het echoënde spel dat het einde van
het nummer inzet. Nive Nielsen maakt gretig gebruik van de diverse
invloeden die haar helpende handen haar aanreikten (blues, folk,
americana, roots, postrock, indie), en smeedt al die muzikale
tegenpolen tot een inheemse mengelmoes. Een Groenlands recept dat
ons wel wist te smaken.
De rij die buiten de Handelsbeurs stond vlak voor het aantreden van
13&God, tartte wellicht ieders verbeelding.
Ook hier gaat het immers om een vrij uniek project. De Duitse
dromerige elektronica van The Notwist ging namelijk reeds enkele
jaren geleden een samenwerking aan met Themselves, een flamboyante
Amerikaanse rapper die niet op zijn mondje gevallen is.
Hiphoptronica, of hoe we het ook zouden moeten noemen, het klinkt
alleszins als een recipe for disaster. Een verzoening
tussen beide genres zal er wellicht nooit volledig inzitten,
daarvoor verschilt The Notwist en Themselves te veel in opzet. Wel
brengt de samenwerking een op zijn minst bijzonder interessant
potpourri teweeg aan botsende klanken die op één of andere manier
nog steeds met elkaar in harmonie staan. De nummers worden vooral
gekenmerkt door een unieke gelaagdheid, waar in het beste geval
beide genres een gelijke invloed uitoefenen op de uitkomst van het
desbetreffende lied. Zowel aan rustpunten als aan verhitte climaxen
was dan ook weinig gebrek.
13&God stond een dag of vijf geleden nog op het (in onze
opinie) mooiste podium dat Dour zijn bezoekers te bieden heeft, La
Petite Maison dans la Prairie. Daar voelde de charismatische rapper
zich pas echt in zijn nopjes; hij ging, voornamelijk tijdens
nummers als ‘Janu Are’, dan ook compleet over de rooie. De
Handelsbeurs, als iets meer rustieke locatie, diende zich niet
helemaal aan de excentriciteit die Themselves een halve week
voordien al aan een Belgisch publiek toonde. Toch wist 13&God
zich wederom optimaal verbaal uit te drukken. Meer zelfs, de
inleiding van de nummers was, net als de setlist trouwens, nagenoeg
dezelfde als op Dour. Heel origineel komt het niet over om tot
tweemaal toe de vraag te horen wie er jong, wie er oud en wie er
‘unyoung’ is, maar enorm kwalijk kunnen we het de man niet nemen.
Want toegegeven, Wu-Tang Clan citeren als aanloop naar eerste
bisnummer ‘Armored Scarves’ is nu eenmaal vrij geniaal. Het
volledige nieuwe album, dat door het leven gaat onder de noemer
‘Own Your Ghost’, mocht de revue passeren. Vooral ‘Et Tu’ wist te
overtuigen door zijn explosieve schoonheid. Niet elk couplet bewees
zich echter even kranig. Meer dan eens bestaat één enkel lied zowel
uit ritmische hoogstandjes als uit terugdeinzende of zelfs ietwat
saaie passages. Daardoor overschrijdt 13&God nooit de grens
naar het sublieme, al lijken nummers als ‘Beat on Us’ daar wel
enorm hun best voor te doen. Sfeervol eindigen deed 13&God met
een tweede bisnummer. ‘Death Minor’ nam de rol op zich om het
publiek na de laatste drumslagen van ‘Armored Scarves’ opnieuw tot
bedaren te brengen, en kon net als bovenvermelde paradepaardjes
tekenen voor de hoogtepunten van het ophitsende concert.
Toen de deuren van de Handelsbeurs zich die avond definitief
sloten, konden we nog net de finale noten van het bekende
Balthazar-hitje ‘Fifteen Floors’ opvangen. Lang
bleven we niet aan het hoofdpodium treuzelen, want in de Club was
Ierse schone Hannah Peel reeds begonnen aan een
innemende set. Haar zagen we eerder aan het werk toen ze in de
Botanique het voorprogramma mocht verzorgen van Lisa Germano. Zelf
herinnert ze zich liever haar passage in de Charlatan, al is
herinneren, gezien de hoeveelheid mojito’s die ze die avond
achterover sloeg, in dit geval een groot woord. Peel is een
artieste die er niet voor terugdeinst om tussen haar nummers door
interessante of zelfs ietwat beschamende feiten mee te delen –
“This is the latest we ever played before. Normally we’re all in
bed by now,” om nog een ander voorbeeld te geven. Ze stelt zich dan
ook innovatiever op dan 13&God in haar bindteksten. Of haar
muziek dezelfde graad aan originaliteit bereikt, is maar de vraag.
Bij aanvang leken de nummers slechts lieflijk zonder meer, maar
voornamelijk tijdens ‘The Almond Tree’ bewees Hannah Peel de ware
betekenis van het etiket dat men op haar muziek kleeft:
folktronica. Bucolische liederen werden aangevuld door snedige
achtergrondbeats waar ook Ólafur Arnalds leek van te houden.
Opnieuw stond in vele nummers haar muziekdoos centraal, een medium
dat ze met horten en stoten zelfs wou uitleggen aan het aandachtige
publiek, al hield die meer van de muziek dan van een halfslachtige
verklaring. En gelijk hadden de toeschouwers, Hannah Peel toverde
immer mooie folksprookjes uit haar honingzoete strot. Bissen deed
ze eerst ingetogen met het verkwikkend fraaie ‘The Parting Bus’, om
dan een cover uit haar muziekdoos te halen. Deze versie van
‘Tainted Love’ was ietwat zenuwachtiger dan die in de Botanique,
maar iedere schoonheidsfout is Peel vergeven. Ze bezit de charme
van een volleerde frontvrouw en is met ‘The Broken Wave’ slechts
aan haar debuutplaat toe. Enkel dat feit zou reeds uw applaus
verdienen. Haar breekbare oeuvre brengt Boomtown zo zeer tot
ontroering dat geen kruid gewassen is tegen de schoonheid van zowel
haar stem als haar charisma. Hannah Peel, één van de beloften van
2011? U mag gerust zijn.