Gorki is bezig aan een ontzettend druk festivalseizoen — voor het eerst in z’n carrière staat Luc De Vos zelfs op Pukkelpop. Dat is geen toeval: ’s bands recentste plaat Research And Development is zonder twijfel de sterkste plaat in zowat tien jaar, waarop nieuw bloed de groep als het ware reanimeert middels echt uitstekende songs als “Jonge Ondernemers”, “Ik Reis Door De Nacht” en “Ik Ben Erbij”. Luisteren en gaan kijken naar die handel als Gorki binnenkort in uw buurt speelt.
Vos is nog steeds de man van de rake observaties, die hij echter nooit zal opdringen. “Veel mensen zien figuren als ik toch maar als een onnozelaar. En eigenlijk hebben ze gelijk: wie gaat er nu met een gitaar in zijn poten op een podium staan roepen? Normale mensen doen dat toch niet?” is een van z’n relativeringen halfweg dit gesprek. Een Vos op dreef maakt al dan niet voorbereide vragen al gauw overbodig. Vandaar: een monoloog.
In ons eigen vaarwater
“We hebben een nieuwe gitarist ingelijfd: Thomas Vanelslander, die bij Hannelore Bedert, Arno en vele anderen speelt. Maar nu heb ik gevraagd dat hij toch even bij ons blijft (lacht). Ik ben ook blij met onze nieuwe drummer, Bert Huysentruyt: een bonk van een vent met een drumstel dat hier niet binnen kan. We zijn van drummer veranderd omdat we deze keer echt een nieuw, voller geluid wilden. Onze vorige drummer Eric Bosteels was ook een zeer goede drummer, maar droger. Zelf heb ik ook een drumstel staan trouwens. Ik heb even les gevolgd maar heb het niet volgehouden, makkelijk is dat niet. Nu, er bestaan geen simpele instrumenten, behalve triangel, dat kan iedereen (lacht). Maar bon, ik ben echt blij met dat verse nieuwe bloed. Het moet bonken en kletteren.”
“Ze zeggen altijd dat we een eigen stijl hebben, dat we al heel lang in ons eigen vaarwater zitten — als dat een uitdrukking is tenminste. Maar ik vind dat juist tof, we proberen daar wel een beetje in te variëren. We blijven echter mainstream rock-’n-roll denk ik, met veel drums en gitaren, we zijn Radiohead of Mogwai niet. Dat is ons geluid, maar af en toe moet je erbij stilstaan of je jezelf niet herhaalt. Nu was het daarvoor het moment. Nieuw bloed brengt nieuwe ideeën met zich mee. Enerzijds willen we onszelf trouw blijven, anderzijds moet de plaat interessant genoeg zijn. Zo is “Grote Stoute Orka” een folkdeuntje, “Ik rijd door de nacht” is dan weer richting metal. We kunnen alles spelen, ik maak graag lawaai.”
De Bono van Gorki
“Ik zit dus niet alleen in de groep, we zijn nu met z’n vijven. Toetsenist Luc Heyvaerts experimenteert graag en natuurlijk laat ik dat toe, ik ben altijd blij als er nieuwe dingen binnensluipen. Ik ga niemand zeggen wat hij niet mag doen, ik ben ook geen muzikant van opleiding. Ik doe iets en als ik denk dat het goed komt, laat ik dat door de molen van de groep gaan. Maar dan is er nog altijd de kleine dikke zanger, Luc De Vos, dat is sowieso altijd Gorki. Mijn stem, mijn soort melodieën, mijn gitaarklank, met dat gegeven zit je altijd. Gorki zonder mij bestaat niet, dat is toch niet arrogant als ik dat zeg? Zie je Bono al buiten gegooid worden bij U2? (lacht). Het idee alleen al. Maar bon, we hebben onze eigen stijl, ons eigen universum. Na twee seconden hoor je altijd aan een plaat van ons dat wij het zijn.”
“Zoals ik al zei, ben ik geen muzikant van opleiding, en tijdens onze eerste twee, misschien zelfs vier platen, wist ik ook niet goed hoe het er allemaal aan toeging in zo’n studio, waar die mensen allemaal mee bezig zijn. Pas in het voorbije decennium heb ik het ambacht en de trucs geleerd om een plaat te maken. Ik kon dat eerst niet en deed dat niet graag. Ik hoop vooral dat ik over tien jaar over deze plaat niet moet zeggen: het was toch dat niet. Ik denk dat het echt wel oké is.”
Aan de rand van de afgrond
“Als ik mijn teksten herlees, schrik ik er soms toch nog van hoe triestig het allemaal klinkt. Het loopt vaak slecht af. Maar toch probeer ik er altijd iets lolligs in te steken. “Kamikaze” gaat over een gast die liefdesverdriet heeft, maar op een bepaald moment zing ik “de kannibaal houdt van de mens”. Da’s lachen, hé (lacht). Ik denk dat er altijd ironie en cynisme in mijn teksten sluipt. Die grote stoute orka heeft z’n begeleidster doodgebeten, of toch zeker haar arm eraf, dat is vorig jaar echt gebeurd. Ik las dat in de krant. Als je het zelf beleeft, is dat weinig komisch, maar als ik dat lees denk ik toch “wat een lol” (lacht). Die orka zit daar al tien jaar en plots besluit hij eens een arm af te bijten. Dat is humor, hé. Dat moet erin bij mij, al gaan veel van mijn teksten over tristesse en mensen die teleurgesteld worden.”
“Een ander thema van de plaat is de postmoderne samenleving, de kapitalisten, het neokapitalistische systeem dat iedereen dwingt om mee te hossen in de samenleving. Je moet veel verdienen, terwijl ik meer een hippie ben. Jongens, zet jullie op het gemak op jullie stoep voor de deur, kijk wat naar de passanten, neem afstand in plaats van altijd onszelf en de planeet kapot te consumeren. Ben ik van de oude stempel als ik iedereen aanmaan het wat rustiger aan te doen? En iedereen zich maar afjagen om ik weet niet wat allemaal te bewijzen. Aan een rotvaart de afgrond in. “We stonden aan de rand van de afgrond en toen hebben we een grote stap voorwaarts gezet.” Dat vind ik ook een goed lolletje.”
“Voor de eerste keer zat er drie jaar tussen twee Gorkiplaten. Onvoorstelbaar wat er in die drie jaar allemaal gebeurd is. De wereld verandert constant, ik kan hem niet meer bijhouden. Ik ben 48 jaar oud, kom uit de jaren zeventig, de ‘oude wereld’. Al wat er nu op mij afkomt, ik kan dat niet meer bijbenen natuurlijk. Al was het maar door die computers allemaal (zucht diep). Ik weet echt niet wat ik allemaal moet doen om mee te zijn met deze samenleving. Maar je mag niet bij de pakken blijven zitten. En dan is er nog het internet. Weet ge dat ik tegenwoordig mijn teksten zelfs opzoek op internet als ik ze zelf niet meer weet? Wie doet dat allemaal?”
Het grootste bejaardentehuis ter wereld
“Deze plaat heeft iets heel berustend: maak er het mooiste van, al is het niet altijd je dat. Natuurlijk gebeuren er veel erge dingen, maar toch ook veel toffe zaken. Misschien krijgt de mensheid z’n problemen ooit eens opgelost en kunnen we weer positieve dingen creëren. En daar is wel nood aan. Daar gaat “Iedereen plukt de dag” over: West-Europa is het grootste bejaardentehuis ter wereld. Het zit hier vol oude, rijke, verzuurde, cynische mensen die weigeren solidair te zijn met de (jongere) samenleving. En op hun tachtigste maar rondrijden met Mercedessen. Als ik 80 was, zou ik alles weggeven, ik heb dan toch niks meer nodig? In India wonen er een miljard mensen die gemiddeld 15 zijn. Aan hen is de toekomst, je moet die mensen mogelijkheden geven.”
“Anderzijds voel ik niet de behoefte om over politiek te schrijven. Iedereen staat al met zijn mening in de gazetten tegenwoordig, moet ik die van mij daar ook tussen wringen? Ik heb daar ook te weinig verstand van allemaal. Mijn mening zal ik uiten in het stemhokje, zonder dat ik een open brief schrijf in De Morgen.”
“Ik was onlangs op zo’n meeting waarop artiesten dan zogezegd hun stem willen laten horen. Beginnen ze daar een uitleg van hier tot ginder over de transfers van Vlaanderen naar Wallonië — of is het omgekeerd — en ik sta daar dan met mijn gitaarke om een liedje te zingen dat dan opeens ook helemaal politiek gekleurd wordt terwijl dat nooit de bedoeling van dat nummerke is geweest. Jongens toch. Op mijn gitaarke spelen vind ik al een protest op zich, ik maak muziek en dat is mijn bijdrage aan een betere samenleving. Of klinkt dat pretentieus? Onlangs heb ik nog een daad gesteld: een tekst geschreven voor een Brussels-Waalse groep, Milann, “Waar is het zwembad”, dat is mijn bijdrage aan de solidariteit.”
Ik doe wat ik wil
“Maar ondanks alles en wat dan ook is het feit dat je die plaat kunt maken, dat je overal kunt optreden, al een geschenk op zich. Mocht ik er niets aan verdienen, zou ik nog muziek maken. Het is zo fantastisch om hier aan je piano of je gitaar te zitten prullen en nieuwe dingen te maken. Ik doe het voor de muziek zelf. Dat je daarmee op de radio komt en mensen bereikt, is natuurlijk minstens heel goed meegenomen, maar meer ook niet. Natuurlijk ben ik blij dat er nog steeds veel aandacht is als wij iets uitbrengen. Maar ik hou soms ook mijn hart vast of er echt nog wel iemand op ons zit te wachten. Die vraag moet je je toch blijven stellen, maar die aandacht is er altijd wel gebleven in die twintig jaar. We hebben een goede fanbase, ook in Nederland. Natuurlijk hoop ik erop een hit te hebben van hier tot in Tokyo, maar dat kun je niet bepaald sturen, en zeker niet vanuit mijn kamertje hier. Ik zit er ook niet op te wachten.”
“Maar mijn leven is zo heerlijk. Niemand stoort me, ik kan doen wat ik wil zolang ik om de zoveel tijd een paar prachtige nieuwe nummers schrijf (lacht). Of zelfs dat wordt niet verwacht van mij. Als wij optreden, willen ze toch vooral dat we onze oude nummers spelen (lacht). We hebben ondertussen toch al bijna zo’n 200 nummers denk ik. Het wordt al een serieus oeuvre — het woord alleen al. Dat is ook al niet meer zo evident tegenwoordig, zo’n oeuvre. Je hebt nog maar één plaat de tijd om je te bewijzen. Groepen die tien à twintig LP’s maken zijn een zeldzaamheid geworden.”
“Vroeger had je de kans om je te uiten. Als je kon bewijzen dat je iets kon, zat je al comfortabeler dan nu, in dit tijdperk waarin in mijn straat alleen al tien jonge gasten wonen die met hun computer techno maken. Het is een stortvloed van iedereen die alles maakt. En of het goed is of niet, zien we wel. In de jaren zestig/zeventig had je veel meer kans om Koning Eenoog in het land der blinden te zijn. In de jaren zeventig had je allemaal die kleinkunstzangers, in de jaren tachtig new wave-groepjes die duizend keer per jaar optraden. En achteraf bekeken was dat allemaal toch zo goed niet (lacht). In België wordt vandaag veel fantastische muziek gemaakt. Er is veel concurrentie, wat een onnozel woord uit de zakenwereld dat ook is. Ik zeg al gauw: laat iedereen maar zo fantastisch mogelijke dingen maken, ik zal de eerste zijn om het te zeggen als ik het goed vind. Ik gun iedereen dat. Maar dan kom ik af: wij hebben ook nog een plaatje gemaakt, hé (lacht).”
Mooie, jonge meisjes met mooie kleren
“Als ze mij vragen om op tv wat te komen zeveren over mijn plaatje of een liedje te komen spelen, zeg ik natuurlijk ‘ja’. Komaan jongens. Het is al niet veel tegenwoordig. Uiteraard wil ik telkens op de hoogste berg kruipen en roepen “dit is de beste plaat die we ooit gemaakt hebben.” Ik wil dat allemaal niet te ver gaan zoeken. De beste promotie voor deze plaat is de plaat zelf. Iedereen kent ons, mensen die ons volgen weten wat ze kunnen verwachten. Bovendien merk ik ook dat er steeds een aanwas van nieuwe fans is. Onlangs speelden we in Weelde, en ik merkte op de eerste rij toch weer vier mooie, jonge meisjes met mooie kleren en zo, die waren nog niet geboren toen ik m’n eerste plaatjes maakte. Het zou maar erg zijn mocht ik twintig jaar voor hetzelfde publiek spelen. Die mensen zijn ondertussen ook 40 à 50 jaar. Ik luister ook graag naar Elvis ook al heb ik hem nooit echt meegemaakt — zo oud ben ik nu ook weer niet.”
“Wat zou ik trouwens anders doen? Ik doe heus niet zo veel. Ik probeer ’s morgens op te staan, doe de kleine naar ’t school, zit aan mijn bureau twee uur te schrijven en op mijn gitaar te pingelen. In de namiddag permitteer ik me de luxe van niets te doen, dan trek ik naar m’n stamcafé waar ik de gazet lees, een koffietje drink… Maar ondertussen ben ik wel aan een nieuw boek bezig. Zo’n boek vergt 100% discipline, dat is anders dan een liedje. Bij nummers kun je zitten wachten tot het komt, tot een idee van enkele maanden eerder vervolmaakt kan worden. Dat moet kunnen rijpen in je geest. Vandaar dat ik niet te veel materiaal moet wegsmijten. Als ik iets opschrijf, vind ik het meestal wel oké. Ik zit geen bladzijden vol bullshit te schrijven om alles dan weg te gooien of niet te gebruiken. In mijn geest wordt de rommel er sowieso uit gefilterd. Maar ik heb ook geen 300 songs liggen, nu een stuk of twintig waar ik aan bezig ben. Als je graag muziek schrijft, schrijf je veel muziek.”
Gorki speelt op 13 augustus op Marktrock in Leuven.