Het is de editie van de staande ovaties. Na een voorzichtige aanzet voor Michel Portal en collectieve bewondering voor Sonny Rollins, Dave Holland en Al Di Meola viel het nu ook te beurt aan Mavis Staples en B.B. King, en dat terwijl die twee laatste concerten van een heel andere aard waren. Of het verschil tussen een concert en een show duidelijk maakten.
En u was er blijkbaar ook, want het was voor de tweede keer over de koppen lopen en nerveus zoeken naar een zitje. Gelukkig was er nog maar weinig van dat te bespeuren tijdens het voorspelbaar onvoorspelbare concert van Steven De Bruyn, Tony Gyselinck & Roland Van Campenhout. Ze maakten een tijd geleden een van de excentriekste bluesplaten die we in dit land ooit te horen kregen (Fortune Cookie), een licht aangebrande mélange van vunzige blues, Casio-funk, smodderjazz en allerhande bric-à-brac-rock. Ook live zorgde dat voor een geheel dat met haken en ogen aan elkaar hing, maar regelmatig wist te verrassen. Gelukkig vooral in positieve zin.
Zo haalden de drie kleurrijke versies van albumsongs tevoorschijn, maar gooiden ze die in de blender met een verbasterde cover van het door Nina Simone bekend geworden “My Baby Just Cares For Me” en een eerbetoon aan Jimmy Smith, waarbij Roland orgel speelde… op z’n gitaar. U leest dat goed, want er werd gerotzooid met effecten (De Bruyn leek niet een beetje trots op z’n omnichord) waardoor zowel mondharmonica als gitaar andere bestemmingen kregen. De Bruyn bewees nog maar eens hors catégorie te zijn, Rolands gitaarspel deed in de snedige stukken erg sterk denken aan dat van wijlen Rory Gallagher (het leek zelfs diens Stratocaster) en Gyselinck zat z’n drums en elektronische spelletjes met goesting te mixen. Het was een eigenzinnige set die baat gehad had bij wat meer discipline, iets wat je sowieso niet kan/mag verwachten als Roland zich ermee moeit. De mooie versie van “Tiny Tiny” maakte bovendien veel goed.
Mavis Staples zorgde in april 2008 voor een bejubeld optreden in de AB (dat we helaas moesten missen). Of het te maken had met de periode (aanloop naar de presidentsverkiezingen) en de release van haar comebackalbum We’ll Never Turn Back is niet 100% zeker, maar dat optreden baadde naar verluidt in een intens geladen sfeer die je de hele avond bij de lurven greep. Zo ver zou het in Gent nooit echt komen, want Staples & co. gingen duidelijk voor een festivalset. Toch gingen we al snel voor de bijl. De vrouw heeft immers een bom van een stem, een knoert van een persoonlijkheid en een stel muzikanten waar je niet omheen kan. Drie vocalisten (waaronder Mavis’ zus Yvonne), en een driekoppige backing band baanden zich een weg door een mix van gospel, blues en soul met een fonkelende authenticiteit.
Staples’ stem is ongepolijst, op het rauwe af, maar het is een misthoorn waarmee het woord Gods verspreid kan worden en de energie waarmee ze keelde was imposant. Vooral het eerste deel van het concert was ijzersterk, met de oergospel van “Creep Along Moses” en bevlogen versies van “Wrote A Song For Everyone” (CCR) en vooral “The Weight” (The Band). Mavis dook in het verleden door een klassieker van familiehoofd Pops Staples op te duiken (“March On Freedom’s Highway”) en te plukken uit haar recentste album. Een kale versie van Randy Newmans “Losing You” ging tot op het bot, terwijl “We’re Gonna Make It” eindigde in een spetterende finale met een hoofdrol voor gitarist Rick Holmstrom. Die kreeg ook de aandacht tijdens twee uitstekende maar wat vreemd geplaatste instrumentals aan het einde van het concert.
De tweede helft van het concert had een tikkeltje last van het inzakkende pudding-effect, omdat de begeestering even weg sijpelde, al werd dat weer rechtgezet met een hartverwarmende finale met “I Belong to The Band, Hallelujah” (een klassieker van Reverend Gary Davis) en, in samenwerking met het publiek, “I’ll Take You There”. Ondanks het feit dat veel van haar muziek ontstond vanuit de burgerrechtenbeweging draagt Staples een boodschap van hoop, vreugde en optimisme uit en door haar niet te kapot te krijgen charisma, aanstekelijke overgave en niet ter discussie staande authenticiteit sloeg die ook aan. Heel even was Gent het epicentrum van goede bedoelingen en wederzijds respect.
Dat zorgde er misschien ook voor dat B.B. Kings overwinning al binnen was voor hij ook maar een voet op het podium gezet had. Het talrijk opgedaagde publiek at uit z’n hand, slikte elk mopje (belegen of niet), zuchtte ontroerd na een vragenronde met een knul op de eerste rij en nam genoegen met een show die verdacht veel leek op die die we hem anderhalf decennium geleden al zagen geven. Maar het is ook niet het moment om cynisch te zijn; je moet proberen mee te gaan in dat verhaal. Naar goede gewoonte kregen we eerst een Last Vegas Revue, waarbij de band zonder B.B. een rondje soleren deed. Goeie band ook, maar dan wel met de spontaniteit van een militaire taptoe. Maar dat deerde niet, omdat het publiek aan de kook gebracht werd tegen het moment dat (een verrassend energieke) B.B. King ten tonele verscheen.
Die wierp plectrums in het publiek, dolde met z’n muzikanten en rekte zo de tijd, want hoe je het ook wil draaien of keren: gitaar spelen lijkt niet echt ’s mans grootse zorg. Hij laat hele happen over aan z’n competente band, gaat tijdens verschillende songs in discussie of begint z’n liefde voor het publiek te verkondigen. Tussendoor passeerden natuurlijk een paar evergreens: het melige, helaas door wansmakelijke synths aangerande “I Need You So”, dat duidelijk maakte dat de intussen 86-jarige muzikant, altijd al een onderschat zanger, nog erg goed bij stem was. Daarnaast ook het onvermijdelijke “Everyday I Have The Blues”, “Key To The Highway” en “Rock Me Baby”, waar de man een hit mee scoorde in 1964. B.B. riep daarna de Staples-zussen even het podium op, maar waar iedereen op hoopte, een nummer dat samen gebracht werd door de legenden, bleef uit.
En al snel voelde je dat de set z’n einde naderde: de trage knuffelblues van “Guess Who” vleide zich een weg tot z’n einde en plots wist B.B. niet meer in welke toonaard hij moest te spelen, waarop dan maar besloten werd om vaste afsluiter “The Thrill Is Gone” op gang te brengen, die overging in een stompende “When The Saints Go Marching In”-finale. Die zorgde voor joelende kampvuurambiance en bewees nog maar eens dat ‘s mans backing band eigenlijk kan vervangen worden door een tape. Het is mooi om te horen dat z’n romige gitaarklank en snarenbuigingen nog niets van hun charme verloren hebben, maar als je alles bij elkaar telt, dan speelde de legende amper tien minuten gitaar. Het zou dan geen slecht idee zijn om wat show op te offeren voor wat meer muziek, al heeft het ook geen nut om te gaan klagen over een formule die duidelijk aanslaat. B.B. King vs. de klagers: 2 – 0.