Zoo, 2011
“Speedway!” kreunt de Taiwanese Canadees Alex Zhang Hungtai in
de openingsmomenten van Dirty Beaches’ stormachtige debuut-lp
‘Badlands’, een plaat zo zwart als rokerslongen, die naast haar
naam ook een gevoel van displacement gemeen heeft met de
film van Terrence Malick. En een zekere road
trip-kwaliteit ook, al heeft het landschap dat we mogen
aanschouwen op ‘Badlands’ haar naam zeker niet gestolen.
“Speedway!” De man zou het haast krijsen als hij niet zo benepen
zong, en we voelen dat het bestaan on the road voor hem
geen geheimen, maar ook geen allure meer heeft. “Hiked a hundred
highways / Never found a home,” prevelde Johnny Cash hem al
voor.
Hungtai, moet u weten,
voelt zich nergens helemaal op zijn gemak, is altijd aan het rennen
en weet zich met zijn Stella nooit blijf. Het lot van een
worstelende immigrant annex rondreizende muzikant. Maar wel één die
zijn klassiekers kent. Ja, de man vult zijn door
distortion en een lo-fi cassettesound geplaagde smeekbedes
met donkere en experimentele klanken, maar die zijn voor één keer
niet gejat uit het repertoire van mindere jaren 80-goden. Neen
meneer, Hungtai kruipt helemaal terug naar de fifties en
recycleert het stemgeluid van Roy Orbison, de betere rockabilly
zoals ook al de Mekons hem heruitvonden (op het onvolprezen ‘The
Mekons Rock ‘N’ Roll’) en een snuif surfrock zoals The Trashmen die
al eens ten berde konden brengen: met een lekker vuil randje.
Meer nog dan een loner die zich met zijn lijf geen
blijf weet, is Hungtai het type waarover die van The Crystals in
’63 al zongen: “he’s a rebel!”. Leren jekker, grote zonnebril en
uitgelepeld potje Dapper Dan in de aanslag. ‘Badlands’ is een plaat
die barst van de rock ’n roll, of het nu gaat om de gemuteerde
Elvis-shrieks van ‘Sweet 17’, de bloedmooie Orbisonballad
‘True Blue’ (inclusief spoken word-intermezzo) of ‘Lord
Knows Best’, een sleper die wij graag nog in extremis gecoverd
zouden zien door de Beach Boys. Doemerige dreunen zoals die aan het
begin van ‘Black Nylon’ furore maken of echoënde reverb
zoals die zich als een wurgslang rond afsluiter ‘Hotel’ strengelt,
verankeren ‘Badlands’ dan weer stevig in het hier en nu.
Hungtai doet in se niks nieuws, maar hij doet dat wel – aha! –
op een originele manier: hij gaat graven in de fifties –
een tijdzone waar hedendaagse muzikanten kennelijk niks meer te
zoeken hebben – en komt boven met enkele angstaanjagend misvormde,
naar de stinkende haargel geurende en alles van Johnny Cash tot
Dick Dale met misselijkmakende gulzigheid naar binnen werkende
eight tracks. Dat levert Hungtai een puik debuut op en ons
een melancholische subtopper om onze road trips mee op te
vrolijken. Of – gezien de mood van de plaat – alleszins om
uw slechte humeur te vergezellen wanneer u weer eens staat te
puffen op de E40.