Candlelight Records / Plastic Head, 2011
Sinds een aantal jaar is er naast Primordial nog een erg
eigenzinnige black metalband operatief op het Groene Eiland. Waar
de gevestigde waarde Primordial een ‘folk’-benadering van de black
metal nastreeft, bekijkt Altar of Plagues het eerder in
‘post’-termen. Ik haat beide termen, maar toch kan ik er moeilijk
omheen bij het geven van een woordelijke beschrijving van deze
muziek. Het album is ondertussen al bijna twee maanden op de markt,
minstens een maand langer in mijn bezit en ik zoek nog steeds naar
woorden om het allemaal te kaderen. Ongebreidelde superlatieven
zijn niet op zijn plaats: het is een erg goed album, pakkend, maar
niet onmisbaar. Zelfs niet voor de liefhebbers van het genre.
Tenminste, dat geldt voor de muziek. De sfeer die deze vier tracks
overheerst is zo verkillend en beklemmend dat je tijdens het
beluisteren onwillekeurig naar de dichtstbijzijnde parka
grabbelt.
Stel je voor dat je op een klif aan de rand van de zee staat.
Dat mag in Ierland zijn, maar evengoed in Normandië, Cornwall,
Noorwegen of Gibraltar, best wel in Europa. Het is laat, de zon
bijna weg, het is mistig. Je proeft het zout van de schuimende
branding op je lippen, de wind waait zo strak dat je eigenlijk wat
angstig bent om op die klif te blijven staan. Stel je voor dat in
de duinen rondom en achter je in principe niets hoort te zijn, maar
dat je wel degelijke ‘iets’ waarneemt. Is het slechts geritsel van
de vegetatie of wordt je opgemerkt en priemen er nu pottenkijkers
door de mist, in je rug? Het kan. Deze kliffen zijn heilloos en
ongenadig, mensen komen hier voor dingen die het daglicht schuwen.
Wie kan er benoemen welke bovenmenselijke activiteit hier
plaatsvindt op een avond als deze? Zo sta je dus op die klif, de
vertwijfeling en de verkilling verdringen de reden voor je
aanwezigheid op die plek. Je staat er, je probeert krampachtig om
de algehele sfeer van dreiging en malaise niet door je kleren te
laten dringen. Dat lukt niet. Dit gaat je te boven. Dit is Altar of
Plagues.
Het album verspreidt zijn vier tracks over iets meer dan vijftig
minuten. Tijdens de eerste twee tracks (samen bijna een half uur)
overweegt de dreiging. Ondanks het feit dat het tempo wel degelijk
op en neer gaat en er het een en het ander gebeurt, blijft die
beklemmende sfeer van onontkoombaar gevaar hangen. Dat wijt ik aan
de hoofdmoot van ruwe black metal die hier te vinden is.
‘When the Sun Drowns in the Ocean’, track 3, bestaat voor een
flink stuk uit veldopnames, onbestemde gezangen en gitaarerupties.
Dit is het mysterieuze gedeelte. Het is nauwelijks een compositie
te noemen, de chaos blijft echter weg en je kan niet stoppen ernaar
te luisteren. Het slotnummer ‘All Life Converges to Some Center’
wisselt erg nadrukkelijk tussen trage shoegaze-passages en snelle
uitbarstingen. We hebben het wel eens eerder gehoord, maar toch, de
sfeer die deze band hiermee kan brengen klinkt zo beklemmend en
oprecht dat die kritiek ingeslikt mag worden.
Ik heb hier en daar reeds gelezen dat ‘Mammal’ één van de best
platen van het jaar zou zijn. Ik weet het niet, uiteindelijk
gebeurt hier niet zóveel. Een plaat die er op lijkt, verwacht ik
echter ook niet. Niet omdat dit genre nogal dunbevolkt is met
getalenteerde bands en ook niet omdat de sfeer waarin deze songs
baden zo persoonlijk is dat die niet herhaald kan worden. Daartoe
draagt ook de rauwe productie bij. Dit album ademt verwildering en
wanhoop uit. Dat geldt voor ieder aspect, van de gitaren over de
vocals tot de holle drumklanken.
Woorden blijven me tekortschieten, maar één ding is zeker. Altar
of Plagues heeft een meeslepend, sfeervol en eigenzinnig werkstuk
afgeleverd. Iedereen die bovenstaande bands kan appreciëren en
hoegenaamd iets kan opsteken uit deze recensie luistert best zelf
eens, maar ga niet echt op die klif staan, doe gewoon je ogen
dicht.
http://www.altarofplagues.com/
http://www.myspace.com/altarofplagues