T.S. Eliot schreef ooit: "And I will show you something different from either/Your shadow at morning striding behind you/Or your shadow at evening rising to meet you;/I will show you fear in a handful of dust.". En het is net dat wat Mick Harvey op zijn laatste album doet: de angst die leeft in het hoopje stof en as dat we allemaal zijn omvormen tot een artistiek project. Toch brengt Harvey zeker geen horror, ook al lijkt de cover op die van J.J. Cale’s "Naturally" waar de wasbeer uit angst is weggelopen.
Mick Harvey staat vooral bekend om zijn vroegere en recente muzikale samenwerking met respectievelijk Nick Cave en PJ Harvey. Harvey’s solorepertoire is nochtans van het slechtste niet. Zo maakte hij naast enkele soundtracks twee albums met (Engelstalige) covers van nummers van Serge Gainsbourg. Andermans werk vertolken deed hij ook al op zijn laatste plaat, het in 2007 verschenen Two of Diamonds. Zelfs al zijn het merendeel van de covers puike interpretaties, en onderstrepen ze dus nog maar eens wat een begenadigd muzikant Harvey is, is het niet zo dat er niks origineels aan zijn brein kan ontspruiten. Enkele eigen nummers sieren het door country beïnvloedde One Man’s Treasure uit 2005 maar het is pas met het recente Sketches from the Book of the Dead dat Harvey een volledig album met uitsluitend eigen materiaal aflevert dat ook nog eens van een behoorlijk niveau blijkt te zijn.
Is het omdat dit zijn eerste plaat is sinds Harvey de begeleidingsgroep van Nick Cave, the Bad Seeds, liet voor wat ze was (nou, slecht zeker?) of omdat Harvey werkte rond het eeuwenoude, elk met stof en klei omgeven hoopje botten aanbelangend thema van eros en thanatos, leven en dood, dat de loftrompet over deze plaat kan worden gestoken? Feit is dat Harvey van Sketches from the Book of the Dead een best ontroerend album maakte, niet in het minst omdat hij zich rechtstreeks liet inspireren door Pietje de Dood en het spoor van vernieling dan wel bevrijding dat diens zeis achterliet in Harvey’s onmiddellijke omgeving.
Zo schijnt "October Boy" te zijn opgedragen aan de in 2009 overleden Rowland S. Howard, net als Harvey een voormalig Birthday Party-lid. De tragiek komt er door een gitaar met feedback en wordt verder verstevigd door een hoorbaar met de dood worstelende Harvey: "If I write you a song in the book of the dead/Should I make it carefree or make it sad? (…) Will it matter at all/What’s left unsaid?". Op bijna metapoëtische wijze verwoordt Harvey hoe hij, als kunstenaar, dan wel een ode kan brengen aan het al dan niet verbloemde leven van een overledene maar dat het er hier en nu uiteindelijk weinig toe doet. "The Ballad of Jay Givens" thematiseert de idee van een mogelijk hiernamaals; Harvey bezingt het verhaal van een vriend van zijn vader die uit het leven stapte en verwerpt tegelijkertijd de veroordeling van deze daad door de Anglicaanse kerk ("Oh Jay Givens/It is forbidden/To be in heaven/I say/All is forgiven").
Harvey’s elegieën zijn niet enkel opgedragen aan de doden, maar beschrijven ook hoe het de nabestaanden vergaat. Het pianogestuurde "Rhymeless" vertelt, bijna in dezelfde bewoordingen als kenmerkend voor kinderrijmpjes, het verhaal van ouders die hun kinderen verloren hebben – hoe merkwaardig overigens dat voor kinderen die hun ouders verliezen het woord "wees" bestaat maar dat het omgekeerde talig (nog) niet in één woord uitgedrukt kan worden – en een radeloos schuldgevoel meetornen: "I wish I may/I wish I might".
De inspiratie voor deze plaat overstijgt dus duidelijk een persoonlijke dimensie die bijvoorbeeld vervloeit met het intermenselijke in "Frankie T. & Frankie C.", een knap staaltje murder ballad, en zelfs met het historische in "A Place Called Passion" waarin het perspectief van soldaten uit de Eerste Wereldoorlog wordt ingenomen, meerbepaald tijdens één van de gruwelijkste veldslagen in het West-Vlaamse hinterland, de slag om Passendale.
Sketches from the Book of the Dead getuigt best van een zekere tristesse en dat doet zich jammer genoeg na een aantal nummers al opmerken in een soort grijze muzikale eentonigheid. Het uiteindelijk laatste hoofdstuk wordt gelukkig ingeleid door "The Bells Never Rang" waarin Harvey er voor het eerst vocaal wat variatie in brengt. Ook in het vrij pakkende "How Would I Leave You" is hoorbaar hoe Harvey niet zomaar een verhaal zingt maar zich die onvermijdelijke agonie persoonlijk aantrekt. Uitsmijter "Famous Last Words", ten slotte, toont een zodanige stijlbreuk met de rest van de plaat dat het lijkt alsof Harvey ons wil wakker schudden uit de lethargie die ontstaan is door op deze plaat te veel met de nakende dood geconfronteerd te worden.
"Everybody dances with the grim reaper/Have you got any famous last words for me?", met deze tragikomische noot eindigt Harvey’s laatste plaat. Ook al ademt dit album de rotte geur van vergankelijkheid uit, Harvey heeft al zijn artistieke kunde aangewend in een soort eerbetoon aan zij die er niet meer zijn terwijl zijn plaat de luisteraar er, paradoxaal genoeg, op wijst dat hij of zij van dit muzikaal memorandum kan genieten net omwille van, dan wel ondanks, de aanwezigheid van die onontbeerlijke levensadem. Laat Pietje de Dood alvast van deze laatste woorden akte nemen.