Editions Mego, 2011
Uit lelijkheid kunnen soms mooie dingen ontstaan: sociale
miserie noopte de jonge Bob Dylan tot het
schrijven van zijn eerste prachtsongs, wandelend skelet Bradford Cox bracht
onlangs nog een van de beste albums van vorig jaar uit en de kleine
van Jon Voight kent u tegenwoordig als Angelina Jolie.
Hell, kijk gewoon wat Fuck Buttons allemaal
aanvangt met onversneden lawaai. ‘Nuff said, me
dunkt. Maar om u toch nog met één voorbeeld van ons gelijk te
overtuigen: de IJslandse supergroep Evil Madness nam de boenke
boenke-beats van een gemiddeld botsautokraam en maakte er met
‘Super Great Love’ een hyperaanstekelijk stuk donkere, edoch
verheffende nachtmuziek van die hier al wekenlang op
repeat staat.
Een passie voor analoge synths, de soundtracks van oude
horrorfilms als die van John Carpenter en onversneden dansmuziek
verbinden klassiek/experimenteel componist Jóhann Jóhannsson,
elektronica-knutselaar BJ Nilssen (als Noor de enige niet-IJslander
uit het lijstje) en ons onbekende, maar ongetwijfeld toffe kerels
Petur Eyvindsson, Sigtryggur Berg Sigmarsson en Helgi Thorsson.
Sinds 2006 gebruiken ze Evil Madness als uitlaatklep voor hun meest
geflipte ideeën en wildste (muzikale) fantasieën.
Basically doen de IJslanders bij Evil Madness gewoon waar
ze fucking zin in hebben, en op hun laatste, het relatieve
feel good-album ‘Super Great Love’ is dat: samen de kosmos
induiken op zoek naar de muzen van Harald Grosskopf en Manuel
Göttsching, om die vervolgens op een bloedhete dansvloer te
krijgen. Gewoon, om te zien wat dat zou geven.
Collega’s zoals Gatekeeper, die
onlangs óók het verzameld soundtrackwerk van (zo te horen) alle
horrorfilms tussen ’65 en ’85 geplunderd hebben, zijn weliswaar
verwant in opzet, maar verschillen toch nog substantieel van Evil
Madness – kerels die trouwens een fijn gevoel voor humor hebben
(beginnende bij hun groepsnaam). Drag of witch
house zijn immers nergens te bespeuren op ‘Super Great Love’:
in plaats van hyper- dan wel postmoderne, obscure elektronica wordt
de horrordisco van het vijftal vermengd met kosmische van het
lichtste soort – denk: Riechmann of later werk van Hans-Joachim
Roedelius.
Het is Evil Madness vooral te doen om een instrumentale
exploratie van een gezamenlijke fascinatie: zij willen – los van
enige hipdoenerij – de muziek maken die zij zelf óók graag horen.
In casu: dansvloervoer met een duistere dimensie en een lekker
silly kantje.
Voor de slechte verstaander wil dat zeggen: Aphex Twin, Daniel
Lopatin en Giorgio Moroder samen in de studio op een dieet van
Goblin-albums en platte housedreunen. Verrassend is vooral welk een
fijn resultaat de heren uit die mix puren.
Evil Madness heeft bescheiden intenties, maar schiet toch –
tegen wil en dank – naar de sterren, getuige daarvan de
orgastische, twaalf minuten durende space explosion van
‘Maxim’s Goldfinger’. ‘Super Great Love’ is een mooie plaat, en de
bevestiging van Evil Madness als zeldzaam goeie supergroep.