L’ embarrass du choix is de rode draad in deze editie van Les Nuits Botanique. Zo goed als elke avond staan in de verschillende zalen wel enkele bands die iedereen wenst of behoort te zien. Zo ook deze avond waarbij het kiezen wordt tussen de donkere bariton van Bill Callahan, het zachtmoedige van Agnes Obel, de geinige no-rock van Kurt Vile of de warme hippiegekte van Akron/Family.
Wie kiest voor deze laatste beklaagt zich alvast de locatie niet, want het museum blijft het best bewaarde geheim van de Botanique. De prachtige zaal krijgt een extra dimensie door de artiest in het midden te plaatsen en zijn publiek in gemakkelijke fauteuils en oude zitkamerstoelen daar rond te laten plaatsnemen. Het is dan ook de perfecte setting voor de verstilde pracht van Stranded Horse, de nieuwe band van Yann Tambour (Encre). Daarvan verscheen dit jaar het album Humbling Tides, waar de kora (een Egyptisch tokkelinstrument) een prominente rol in speelt.
Live wisselt Tambour af tussen zijn akoestische gitaar en beide kora’s, al blijft sfeerschepping middels drones promineren. Ondanks zijn Franse achtergrond klinkt Tambour tijdens de gitaarnummers als een tijdloze folkbard die gehuld in de nevelen der tijd zijn buitenwereldse songs brengt. De verstilde sfeer die een set lang over het museum neerdaalt, wordt nu en dan noodgedwongen (en terecht) doorbroken voor een applaus of wissel van instrument, maar dat kan de magie van het moment nergens doorbreken. Tambour heeft recht op grote(re) zalen maar gedijt het best binnen de beslotenheid van een huiskamer(setting).
De door Tambour gecreëerde droomwereld past paradoxaal genoeg wonderwel bij de prettig gestoorde gekte van Akron/family die niet veel later iedereen middels een “schreeuwsessie” meteen bij de les brengt. Op aansturen van gitarist/zanger Seth Olinsky staat de hele zaal recht om meteen de longen uit het lijf te schreeuwen waarna een portie overstuurde noise en electroklanken de set van start laten gaan. Een optreden lang zal de band overigens uitstapjes richting verzopen electronica, geluidseffecten en overstuurde klanken ondernemen en die afwisselen met ingetogen passages waarbij de minste zucht duidelijk wordt.
Dat het nieuwe album Akron Family II: The Cosmic Birth and Journey of Shinju TNT als schaamlapje dient voor porties gecontroleerde gekte, Hendrixiaanse freak outs en psychedelische uitvallen, verbaast niemand die de band al eerder aan het werk zag. Voorzichtige gokjes dat nieuwe nummers als “Silly Bears”, “So It Goes” en “Say What You Want” ergens in de set een plaats krijgen, blijft dan ook een kwestie van interpretatie en vermoedens, zozeer worden de songs immers onder handen genomen, verbasterd en geïncorporeerd in een op hol geslagen, geniale jamsessie.
Ook de publiekinteractie maakt opnieuw deel uit van het geheel met dien verstande dat hier zelfrelativering, spot en liefde de boventoon voeren. Zo roept Olinsky iedereen op de rechterarm in de lucht te steken en daarbij rond te kijken of de hele zaal wel meedoet met de duidelijke boodschap “punch them, real hard” als iemand zou weigeren te plooien naar het collectief. Dat nog geen seconde later “feel the judgement” volgt, maakt zelfs voor de slechtste verstaander duidelijk dat de band niets ernstig neemt. Geen wonder dus dat er net zo goed opgeroepen wordt tot zelfliefde en het publiek omschreven wordt als een verzameling knappe mensen.
Het wordt pas echt hilarisch wanneer de band na een set van een stevige anderhalf uur duidelijk opgeroepen wordt voor enkele bisnummers en dan maar aan het publiek vraagt om even de ogen te sluiten en zich voor te stellen dat de band de cirkel verlaten heeft en onder (reëel) applaus terug het “podium” betreedt. Dat net zoals bij oudere concerten een a capella “Love Is Space” als laatste song gebracht wordt, is niet meer dan logisch. Dat binnen de cirkelsetting de achtergrondzang (het mantra “love is space”) van het publiek — een meisje durft het onder stimulus van de band aan de song even op zich te nemen — nog meer tot zijn recht komt, kan noch mag verbazen.
Er waren veel goede redenen en namen om deze avond niet naar het museum af te zakken voor Akron/Family maar hoe goed Nobel, Callahan et les autres ook mogen zijn, geen van hen zal er in geslaagd zijn eenzelfde warmte en liefde op te roepen als Akron/Family. “The hippies won’t come back you say” zong Dead Kennedy’s ooit, en ook al waren dat wijze woorden, voor Akron/Family maakt iedereen een uitzondering met de woorden: “Lord, open my heart
Lord, bring me near/ Lord, open my heart/ Lord, make it into a mirror/ To reflect the myriad coloured lights/ Of love and space.”