Bella Union, 2011
V2/Munich
Het Messiasschap is geen lachertje, vraag het maar aan die zoon
van een timmerman uit Nazareth. Ook Fleet Foxes kunnen ervan
meespreken. Het baardige vijftal uit Seattle wordt sinds hun fel
bewierookte debuut op handen gedragen, maar bij een losse flodder
van een tweede plaat stond de schandpaal al parmantig klaar. Het is
echter een doorgewinterde Judas die de band aan het kruis zou
nagelen vanwege ‘Helplessness Blues’. De opvolger van hun titelloze debuut is
dan wel minder instant-toegankelijk, maar wint per luisterbeurt aan
schoonheid en kracht.
Zelden was een band voor zoveel mensen een coup de
foudre als Fleet Foxes in 2008. Talloze muziekminnaars drukten
de hemelse hymnes van de zoetgevooisde Amerikanen aan de borst en
in de AB en de
Pyramid Marquee op Werchter kon je een speld horen vallen.
Eucharistievieringen voor een geseculariseerde generatie. Was het
de religieuze intensiteit van hun muziek? Het cerebrale karakter?
Het universele verlangen naar zuivere schoonheid dat hun songs
uitstraalde? We hebben er het raden naar, maar hun vervlechting van
Bachiaanse polyfonie, Beach Boys-melodieën en bruingerookte
countryfolk sloeg in als een bom. Fleet Foxes was de juiste band op
het juiste moment.
Maar dan het harde heden… koos de band resoluut voor een ander
geluid of borduurden ze voort op hun succes? Intelligent als ze
zijn, opteerden Robin Pecknold en co voor de gulden middenweg. Hun
typische zangharmonieën zijn iets minder rijk uitgestrooid over de
muziek en de band kruidt de songs met de pastorale melodieën van
Britse bands als Fairport Convention en Steeleye Span. In songs als
‘Blue Spotted Tail’, ‘The Plains/Bitter Dancer’ en het fabuleuze
titelnummer klinkt de groep dan ook minder verheven dan vroeger en
is Robin Pecknold meer dan ooit de roerganger van deze roedel
vossen.
Door die grotere invloed van aardse sixtiesfolk is ‘Helplessness
Blues’ iets minder toegankelijk dan z’n voorganger, maar wees
gerust: luisterbeurt per luisterbeurt kruipen de songs onder de
huid om daar te blijven tintelen en kriebelen. Zo waaien opener
‘Montezuma’ (een aangrijpend relaas over existentiële
vertwijfeling) of het miniatuurtje ‘Sim Sala Bim’ eerst nog voorbij
als zachte lentebriesjes, maar gaandeweg haken ze zich
onverbiddelijk vast in het hoofd en hart. Zelfs op de instrumental
‘The Cascades’ is het na verloop van tijd heerlijk korenhalmen
kauwen.
Een song die wel onmiddellijk opvalt is het acht minuten durende
epos ‘The Shrine/An Argument’. Opnieuw voert psychedelische
sixtiesfolk de boventoon, maar als een slang werpt het nummer z’n
huid af om naar een coda van jazz en progrock te kronkelen.
Ambitieuzer klonk Fleet Foxes nooit.
Ook het uitgebreidere instrumentarium van ‘Helplessness Blues’
springt in het oor. Zo zoomt de groep ‘Bedouin Dress’ heerlijk af
met sierlijke strijkers en gaat multi-instrumentalist Casey Wescott
deze keer ook loos op een tremolo en Tibetaanse bellen.
Psychedelic, indeed!
Evolueren zonder bruuske koerswijzigingen of geforceerde
bokkensprongen: ook Fleet Foxes is een aanhanger van de Elbowfilosofie.
‘Helplessness Blues’ plaveit de weg naar een mooie toekomst zonder
de deur naar het verleden volledig dicht te trekken. Dankzij dat
subtiele evenwicht en de meesterlijke dosering op deze plaat klinkt
de band nu al volwassener dan het gros van de concurrentie. Fleet
Foxes wordt geen Grote Groep, ze zijn het al!