“Maar nu eerst: Fokke & Sukke!” De vaste kijkers van het Nederlandse televisieprogramma “De Wereld Draait Door” kennen deze dagelijkse uitroep van presentator Mathijs Van Nieuwkerk wel. Wat volgt is een ‘faster than realtime’ getekende cartoon van een eend en een kanarie zonder broek en met piemel.
Hoewel Fokke & Sukke al lang een autoriteit zijn bij onze noorderburen, wekken ze bij ons Vlamingen meestal slechts een glimlach op. Wat weinigen echter weten, is dat de twee rare vogels dit jaar al achttien jaar zijn geworden. De volwassenheid is bereikt. Tijd om terug te blikken.
En dat doet tekenaar Jean-Marc van Tol met dit eerste biografische deel van wat een reeks(je) zou moeten worden. Wat het eerst opvalt, is de vrij serieuze omslag. Het lijkt wel een ernstige graphic novel die je in je handen hebt. Aan de andere kant is het bewonderenswaardig dat uitgeverij Catullus voor een zeer democratische prijs (bijna 12 euro) zo’n mooie lijvige uitgave kan verspreiden. De titel is wel misleidend. Het is geen fictieve biografie van onze gevederde vrienden, maar het is tekenaar van Tol die zich hier ‘autobio graaft’.
We volgen van Tol die als student samen met zijn vrienden het meubilair vormt van café De Engelse Reet in Amsterdam. Het is ook daar dat het idee rijpt van een cartoonreeks met twee vogels. Je maakt op realistische wijze mee hoe een idee vorm krijgt en een werk is van schrappen, toevoegen en nog meer schrappen. Je maakt daarbij ook overvloedig kennis met het Amsterdam van begin jaren negentig. Het geeft het decor de status van belangrijk nevenpersonage.
Naast het eigenlijke verhaal van het ontstaan van Fokke & Sukke tot de eerste betaalde uitgave, krijg je nog heel wat leuke achtergrondinformatie: de verschillende voorschetsen van de twee personages, de allereerste cartoon en een aantal foto’s. Daarnaast zie je ook de ontwikkeling van de tekenstijl van van Tol, van zeer gedetailleerd realisme tot de losse stijl van nu. Van Tol tekent zichzelf en zijn entourage in dezelfde stijl als zijn cartoons: een nonchalante klare lijn. De conversaties leveren meermaals een brede grijns op en zijn levensecht. Hoewel hij zelf in de strip beweert dat langere verhalen zijn ding niet zijn, slaagt hij er hier toch in om zowel de fans van het eerste uur als de agnostische stripfan te boeien. Je merkt dat de weg naar succes gepaard gaat met zowel vakmanschap, heel veel inspiratie, nog meer toevalligheden als de juiste connecties.
Wat deze autobiografie nog menselijker maakt, zijn de laatste pagina’s waarin de personages de kans krijgen om commentaar te geven op deze strip. Iets wat we Lewis Trondheim al eerder hebben zien doen in zijn autobiografische strips, maar het werkt!
Als prelude kan deze strip tellen, al zijn we toch benieuwd of het concerto minstens evenveel te vertellen heeft. Of zou het bij deze eenling blijven? De zelfverklaarde luiheid van van Tol indachtig, zou dat wel eens het geval kunnen zijn.