Een van de aangenaamste verrassingen van dit jaar heet Smith Westerns. Twee jaar geleden verrasten ze met een titelloos debuut dat lawaaierig maar melodieus refereerde aan de Beatles en T Rex. Deze week verschijnt ook bij ons opvolger Dye It Blonde waarop volop de kaart van de glamrock wordt getrokken. “Dit is zoveel meer bevredigend dan lessen volgen” zeggen frontman Cullen Omori en drummer Max Kakacek.
Mogen wij eens uit de biecht klappen en enkele keukengeheimen verklappen? Dat het niet gemakkelijk is een bende net-twintigjarigen te interviewen, bijvoorbeeld? Niet dat de jongens van Smith Westerns — allemaal nog maar net het skateboard ontgroeid — onbeleefd of onuitstaanbaar zijn. Maar articulatie, antwoorden van meer dan twee zinnen brouwen,… ? connais pas, monsieur. Als je jong bent wil je immers wat anders dan geïnterviewd worden. Muziek maken om over te praten bijvoorbeeld. Maar omdat wij echter zéér te spreken zijn over Dye It Blonde, die heerlijk nieuwe wazige popplaat van de groep, zetten we toch lichte dwang. Ondankbaarheid is ’s werelds loon, mijnheer!
Dat Dye It Blonde een heel andere plaat is dan het superieur rammelende debuut Smit Westerns uit 2009, geeft Omori grif toe. “Er is dan ook heel wat veranderd in ons leven sindsdien. Deze keer hadden we bijvoorbeeld een echt opnamebudget, een nieuw label in ons gelooft,… en we werden ook gewoon betere muzikanten. We hadden ook heel wat meer muziek leren kennen, dus onze invloeden werden breder. “
“Daarnaast hebben we ook heel veel geluk gehad met de bands die ons op sleeptouw hebben genomen in tussentijd, zoals Girls en MGMT. Die hebben ons heel hard geholpen, dus we waren gedreven om iets te maken dat zonder blozen naast hun werk kon staan. Ondertussen zijn we ook zelfstandiger geworden. Vorig jaar waren we allemaal nog maar net school ontgroeid, leefden we nog thuis,… Dat is veranderd. En dat alles samen heeft ons veranderd, zeker dat budget. Dat hebben we goed kunnen gebruiken om de studio te kunnen betalen. De producer? Dat was niet de grootste kostenpost, neen. Chris (Coady, mvs) heeft ons erg geholpen. Hij werkte zelfs aan halve prijs.”
Kortom; de lat lag hoger? “Zeker. We zijn erg bevriend geworden met Girls, en het was erg motiverend om te zien hoe de bal voor hen aan het rollen is gegaan omdat zij ook beter werden. Ook toeren met MGMT was een oogopener: dit was hoe een band moet zijn, en hoe songs moeten klinken. Dat wilden we leren, en dat kun je nu horen.”
“Het doel was een plaat te maken vol songs die we ook binnen tien of twintig jaar nog zouden willen spelen. Nu, niet dat we vroeger de lat niet hoog legden, hoor. Maar we zijn gewoon beter geworden, dus het moest nog beter, nu. En alleen al het feit dat we bijna elke avond optraden, hielp; da’s oefening. Daardoor spelen we zoveel beter samen.”
Een citaatje van Ozzy tussendoor, voor de gezelligheid: “every band’s first album is the best because they have nothing to lose.” Was het moeilijk om die frisheid te bewaren, vragen we. “Eigenlijk niet”, zegt Kakacek. “Onze eerste plaat was zo’n ander album, en eigenlijk was het zelfs geen echte plaat. Eerder een veredelde demo. Ik zie dit dus eerder als ons tweede debuut.”
We vroegen daarnet niet zonder reden naar de prijs van producer Chris Coady. Dye It Blonde heeft immers een erg vol geluid, dat duur klinkt voor een band van deze status. Een beetje wall of sound, merken we op. Omori is het daar half mee eens. “Op ons debuut begroeven we alles in noise en distortion. Dat vulde de gaten die we lieten vallen. Deze keer wilden we dat weglaten, en die leegtes vullen met andere instrumenten of vreemde muzikale stukken. Je kunt dan zeggen dat er een wall of sound is, maar Chris heeft er wel voor gezorgd dat ze allemaal hun plek hebben, en je de instrumenten afzonderlijk kunt horen.” Kakacek vult aan: “Phil Spector’s wall of sound is een massief geluid. Dat wilden we niet. Het moest een plaat zijn waarin je op de koptelefoon ook de kleine nuances hoorde: die subtiele toetsen na een stevige uitbarsting, bijvoorbeeld.”
De evidente vergelijking bij het horen van Dye It Blonde is glamrock, maar hoe belangrijk zijn bands als T Rex of Mott The Hoople echt voor mensen die zelfs de jaren tachtig alleen maar van horen zeggen hebben? “Eigenlijk niet zo belangrijk”, haalt Omori de schouders op. “”t Is echt niet zo dat we zijn gaan samenzitten, en besloten een glamrockplaat te maken. Wat wel zo is, is dat we op een bepaald moment allemaal heel erg van dat soort muziek hielden. We vonden elkaar daarin. En zo kwam dat soort klassieke gitaarrock ons geluid in. Maar Britpop was daar net zo belangrijk in.”
“Suede is mijn favoriete groep, Bernard Buttler mijn favoriete britpopgitarist. Eigenlijk is dat soort gitaartalent al veel te lang afwezig geweest, en dat proberen we op onze eigen kleine wijze terug te brengen. Net zoals Teenage Fanclub indertijd het geluid van Big Star in de nineties invoerde. We leven in 2011 ondertussen; het was tijd dat iémand het deed. Maar wat we echt wilden was popsongs schrijven die tijdloos waren, en zowel 2011 als in 1972 hadden kunnen worden geschreven. Wat we niet wilden was zo’n eightiesgeluid. Je weet wel: enthousiast de hipste nieuwe synthesizer gebruiken, die een jaar later alweer ouderwets klinkt. Dat was het enige wat we in gedachten hielden toen we de plaat schreven: wat is een popsingle. Ik vind dat zowat elk nummer op Dye It Blonde, elk op zijn eigen manier, een single kan zijn.”
We voeren aan dat wat de groep met glamrock gemeen heeft, dat uitbundige vieren van de jeugd is. Kakacek reageert. “Kan dat niet van alle muziek gezegd worden? Van muziek in het algemeen? Ik hou er trouwens niet van om met Mott The Hoople te worden vergeleken. Da’s alsof men ons de Rebecca Black van rock zou noemen”, lacht hij. “Het punt is natuurlijk ook dat wij ook gewoon jong zijn”, vindt Omori. “We zijn geen oudere muzikanten die nog altijd over jong zijn zingen. Voor ons zijn het meer songs over opgroeien, en je voortdurend bewust zijn dat je niet eeuwig jong blijft. And that sucks.“
“Natuurlijk heb ik een probleem mee met ouder worden. “All Die Young” is niet voor niets een titel op het album. Onze “My Generation”? Ja, zo mag je dat nummer wel noemen. Maar iedereen is daar toch mee bezig? Als tiener wil je geen twintig worden, als vijftiger geen zestig,… “
Je zult wijsheid verkrijgen, sussen we sarcastisch. “Ja, maar ook heel wat verbittering en rancune”, keert het snel weer. “Ik heb nog geen tijd gehad om kwaad te worden op de wereld, en dat wil ik zo houden. Maar weet je. Deze nummers zijn geschreven terwijl we op tournee waren, en we ’t leven vierden. En de jeugd, ja. Dus je hebt gelijk daar.”
En hoe kijken ze terug op hun nog jeugdigere zelf? Op Smith Westerns als getuige daarvan? “Ik zie het als het eerste deel in een kroniek”, zegt Omori. “Het documenteert onze geboorte als muzikanten, als een tijdcapsule uit onze jeugd. Ik vind het boeiend om te horen waar we vandaan komen. Als ik er naar luistert, komen alle emoties, alle verhalen uit die tijd terug. We liepen toen nog school. Die hebben we ondertussen verlaten voor de groep. Een risico? Ach neen, ik kan altijd terug. Ik zie het meer als een kans grijpen dan als een risico nemen. Twee keer naar Europa kunnen komen op acht maanden tijd, mensen van geweldige groepen ontmoeten,… Het is zoveel meer bevredigend dan lessen volgen.”
En nu? Wat moet volgen, nu de band de smaak van de studio te pakken heeft? Ideeën te over, voor wat moet volgen? “Absoluut”, beaamt Kakacek. “Enfin, we weten al dat we volgende keer meer tijd willen hebben, meer instrumenten gebruiken, en langer verkennen wat we als muzikanten kunnen doen. En hopelijk hebben we fans die er voor de lange termijn zijn, en ons zullen blijven steunen terwijl we groeien en beter worden. Of slechter worden, dat kun je niet uitsluiten.” (lacht)