Op de MTV Movie Awards van 2009 mocht het komische trio The
Lonely Island, vooral bekend van hun muzikale parodieën in
Saturday Night Live, de boel opleuken met een stuk of wat
filmpjes. Eentje daarvan was het bijzonder geestige ‘Cool Guys
Don’t Look at Explosions’, een ode aan de echte actieheld, het
soort dat zonder omkijken wegwandelt wanneer in de achtergrond de
halve aardbol ontploft: keep struttin’, slow-motion / the more
you ignore it, the cooler you look. Sindsdien begin ik,
can’t help it, steeds als een gek te grijnzen wanneer een
film met zo’n shot uitpakt. Dat is niet altijd even wenselijk, want
in tegenstelling tot wat je zou verwachten, is het niet alleen het
lichte entertainment dat met dat soort scènes strooit: ook de
betere film durft er al eens naar terug te grijpen. En dan ben ik
verloren, natuurlijk, want probeer ‘No Country for Old Men’, ‘The
Dark Knight’ of ‘Syriana’ maar eens naar waarde te schatten als je
daar de helft van de tijd zit met een tronie waarmee je moeiteloos
voor Jack Nicholson zou eindigen in een Jack Nicholson
look-a-like contest.
Anyway, in ‘Drive Angry’ was het dus weer raak, twee
keer zelfs binnen de eerste tien minuten. Niet dat mijn grimas
ditmaal afbreuk deed aan de kwaliteit van de film, wel integendeel.
‘Drive Angry’ is namelijk een erg dubieus eerbetoon aan de
grindhouse-traditie en mist behalve een paar vijzen ook
zijn nobel doel volledig. Was ik een car-chase slasher uit
de seventies (liefst ‘Dirty Mary, Crazy Larry’, als het
even kan), ik zou door deze stinker alleszins serieus in mijn wiek
geschoten zijn. Patrick Lussier wist na ‘My Bloody Valentine’
nochtans als geen ander dat je je als regisseur met dit soort odes
altijd op glad ijs begeeft: je hebt er immers het raden naar waarom
de ene pastiche vette pulp oplevert, terwijl de andere in
zinloze trash verzandt. Het lukte Robert Rodriguez
bijvoorbeeld niet de succesformule van ‘Planet Terror’ naar
‘Machete’ te transponeren, en met ‘Death Proof’ had Tarantino
eerder al laten zien dat ook hij het allemaal niet zo zeker wist.
Om de een of andere reden was ‘Piranha 3D’ dan weer wél een schot
in de roos, hoewel die film – kan het nog goedkoper – bijna
volledig opgetrokken is uit afgekloven ledematen en ontblote
mammeloezen. Die ondoorgrondelijke magie is dus de grote afwezige
in ‘Drive Angry’, waardoor er eigenlijk vooral veel
poo-poo overblijft.
Neem nu die plot. Nicolas Cage is John Milton, een
badass die in een ’69 Dodge Charger ontsnapt uit de hel om
zijn pasgeboren kleindochter te redden uit de klauwen van
sekteleider Jonah King (Billy Burke). Die wil de wurm offeren
tijdens een satanistisch ritueel, wat dus om begrijpelijke redenen
– diep vanbinnen is hij een gevoelige familieman – niet naar de zin
is van den bompa. Om het allemaal iets appetijtelijker te maken,
wordt Milton tijdens zijn queeste geflankeerd door de
fisty Piper (Amber Heard), die hij ergens in het eerste
kwartier opscharrelt in een ordinair wegrestaurant. Daarnaast wordt
hij zelf ook nog eens achternagezeten door ‘The Accountant’ (een
überkoele/-coole William Fichtner en het absolute hoogtepunt van de
hele film), een bediende van Satan himself die Milton
terug naar het schimmenrijk moet halen, maar onderweg sympathie
krijgt voor de missie van zijn prooi. Sounds kinda shitty?
Nou, wacht tot je de film hebt gezien.
Niet dat je van een prent als deze een geloofwaardig narratief
verwacht, maar hier worden alle clichés van het B-circuit (strakke
wagens, blote bitches, mythische personages, grave wapens,
extreem geweld, bovennatuurlijke mumbo-jumbo) wel heel
amateuristisch tot een verhaal gekneed. Het klinkt misschien een
beetje contradictorisch, maar eigenlijk investeert ‘Drive Angry’ te
veel tijd en moeite in het uiteenzetten van zijn plot. Zo wordt
Miltons backstory doorheen de film aan de hand van
flashbacks onthuld, wat behoorlijk op de zenuwen werkt: je zit dan
allang niet meer op psychologische motivering te wachten, maar wil
enkel nog pure camp zien en wel zo snel en zo veel
mogelijk. Bovendien draagt geen van de verhaallijnen bij tot de
dramatische spanning, wat elk streven naar narratieve zingeving
alleen maar overbodiger maakt. Met het welzijn van de zuigeling ben
je misschien af en toe nog een beetje begaan, gewoon omdat die
onschuldige dot het niet verdient te sterven op dat duivelse
offerblok. ’t Is een goedkoop middeltje dat screenwritng
guru Syd Field de baby-on-the-roof-techniek noemt:
zet een aandoenlijk wezen in een levensbedreigende situatie en je
genereert vanzelf spanning en empathie. Much ado about
nothing, quoi, de plot van ‘Drive Angry’.
Schort er aan de inhoud van de film al het een en ander, dan is
de verpakking helemaal om van te kotsen. Net nu ik de indruk had
dat Hollywood iets bedachtzamer begon om te springen met 3D, zijn
we met ‘Drive Angry’ helemaal terug bij af. De film werd honderduit
gepromoot als the next thing op vlak van 3D: hij is
namelijk niet achteraf naar 3D geconverteerd, maar daadwerkelijk in
drie dimensies gefilmd. De eerste scènes is daar ook echt iets van
te zien: in tegenstelling tot andere 3D live action films
zien de acteurs er hier weldegelijk driedimensionaal uit (wat, naar
ik vermoed, vooral in het geval van Amber Heard een pluspunt is) en
niet alsof ze eerst uit een kartonnetje werden geknipt en
vervolgens op verschillende diepteniveaus in een viewmaster
gepleurd. Even later is die ‘rondheid’ evenwel weer verdwenen en
duikt de derde dimensie enkel nog op in cartooneske special
effects. Irritant dieptepunt is een artistiekerige flashback van
Milton waarin de meerdere tijdsfasen als dieptelagen boven elkaar
worden geplaatst. ‘Drive Angry’ lijkt zich dus absoluut als een
3D-pionier te willen profileren –Echt zo gefilmd! En we doen er
ook nog eens iets kunstzinnigs mee! -, terwijl de film in
werkelijkheid alleen maar scoort met vrijblijvende en afgezaagde
trucjes.
Ik heb zo’n vermoeden dat best wel wat mensen na het lezen van
dit alles op hun achterste poten zullen staan, maar het is nu
eenmaal niet mogelijk een meer genuanceerd oordeel over ‘Drive
Angry’ te vellen: óf je bent mee en vindt het allemaal geniaal, óf
je bent – zoals ik – níet mee en vindt het een gênante poging tót
genialiteit. Aan de believers: veel plezier, het is u van
harte gegund. Aan de rest: sterkte.