U kent ze vast wel, die muzikanten in het Centraal Station, met hun viool, hun accordeon en dat vreemde instrument dat strohviool heet en er uitziet als een halve viool waarop een trompet gemonteerd werd. Met dank aan A Hawk and a Hacksaw krijgen we dat uitzonderlijk ook in de Botanique te zien, maar dan net dat tikje anders.
Vooreerst: een compleet andere setting, die vooral aan het begin van de avond geen gunstig effect heeft. De Rotonde is een prachtige ruimte voor dit soort optredens, maar wanneer iedereen op de banken zit terwijl je zou moeten dansen, hangt er een haast Bozarachtig sfeertje, waarbij ernst en kunst met een grote K primeren. We herinneren ons wilde taferelen op een Dourfestival waar het duo in een handomdraai de tent op zijn kop zette, maar daar is nu weinig van te merken. Het zal tot de bisnummers duren voor de vlam alsnog in de pan slaat.
Daarmee hebben we echter het slechte nieuws gehad: op de ietwat lauwe publieksreactie na, is dit — zonder overdrijven — een grandioos optreden. Accordeonist Jeremy Barnes en violiste Heather Trost worden vanavond geruggensteund door Samuel Johnson op trompet en Issa Maulluf op doumbek en andere percussie, de ideale opstelling voor de balkanfolk met mariachi-invloeden die ze op laatste album Cervantine tentoonspreiden. Al is dat een te beperkte omschrijving: A Hawk and a Hacksaw live is als een spelletje reis-rond-de-wereld, waarbij moeiteloos van Turkije over Amerika naar Hongarije gesprongen wordt. Het nochtans gewoon uit New Mexico afkomstige viertal verkent iedere hoek van de folkwereld met eenzelfde goesting en virtuositeit.
Hoewel A Hawk and a Hacksaw vandaag een nieuwe plaat te promoten heeft, wordt er vanaf opener “Foni Tu Argile” rijkelijk geplukt uit de voorgangers van Cervantine. Niet geheel verwonderlijk: wie opzwepende nummers als “Fernando’s Giampari” op zak heeft of kan terugvallen op het door Trost gezongen, ontroerend mooie Griekse “Manaki Mou”, hoeft niet noodzakelijk uit te pakken met nieuw materiaal. Opvallend overigens hoe Trost geregeld de aandacht naar zich toe trekt, niet alleen met haar bijzonder geloofwaardige vocals in dat “Manaki Mou”, maar net zo goed in “Vasalisa Carries A Flaming Skull Through The Forest”, waar ze — met de koeienbellen van Johnson op de achtergrond — een wonderlijke, metalige klank uit een losse snaar van haar viool weet te toveren, als perfecte verklanking van de songtitel. De ietwat onnozele, vertellende zang van Barnes in de hoempapa van “I Am Not A Gambling Man” steekt er maar bleekjes bij af.
Het is een van de weinige mindere momenten in een set die verder erg sterk in elkaar zit: er worden voortdurend onverwachte tempowisselingen doorgevoerd, als het even kan binnen één nummer (“No Rest For The Wicked” gaat van langzaam sloffend naar wervelend en weer terug, om te eindigen met enkele bezwerende laatste minuten), waardoor de aandacht geen seconde verslapt, en ook de vingervlugheid van de bandleden blijft verbazen. Veel sneller dan verwacht zit het concert er op, maar A Hawk And A Hacksaw houdt het beste nog achter de hand.
De band keert terug voor drie bisnummers, midden in het publiek. Onversterkt klinkt het zowaar nog straffer: de Rotonde verandert zo’n tien minuten lang in een feestzaaltje ergens in de Balkan, waar tijdens “The Man Who Sold His Beard” — dan toch nog — zo luid gestampvoet en meegeklapt wordt dat Barnes en Trost er zelf van gaan blozen. Het mag dan ook niet verbazen dat ze láng niet de enigen zijn die de zaal verlaten met blinkende oogjes en een voorzichtige huppel in de benen.