Eigen beheer, 2011
Uitdaging. Dat is de meest kernachtige samenvatting die ik van
‘The Octopus’ kan geven. De luisteraar wordt uitgedaagd door het
volume en de diepgang van deze dubbelaar. De grootste uitdaging lag
echter bij de scheppers ervan. Je hebt uitdagingen zoals die waar
Johan Vande Lanotte zich voor gesteld zag. Tegen wil en dank, als
een Griekse held, strijden vanuit een ongunstige positie waar
hogere machten je in gebracht hebben. De uitdaging bestaat er in
die situatie vooral in je trots in te slikken en een olifantenhuid
te kweken. Er is ook de uitdaging van een band die na twee relatief
goed ontvangen albums en wat pan-europees touren (oa. met Opeth en Porcupine Tree)
zich plots terug thuis bevindt, een beetje uitgeput en ten
zoveelste male labelloos. De crisis in the biz, weet je
wel. De primaire uitdaging is dan vooral: niet toegeven aan het
urgente gevoel er het bijltje bij neer te leggen. De tweede
uitdaging ging Amplifier uitdrukkelijk aan ten overstaan van
zichzelf: het meest ambitieuze, compromisloze en openlijk
proggy rock album maken dat ze konden maken en waar ze ten
allen tijde 100% achter zouden kunnen blijven staan. Natuurlijk is
het een twee uur durend conceptalbum. Verder zijn de referenties
naar de “foute” seventies al bij al beperkt. Amplifier is een
hedendaagse band en die twee uur klinken eigenlijk verbazend
coherent, zeker als je in acht neemt dat er drie jaar met hart en
ziel aan gewerkt is.
Het grootste nadeel (ik noem het geen kritiek) van The Octopus
is dat het erg moeilijk is om de twee delen achter elkaar te
beluisteren. Twee uur is lang, een eeuwigheid in deze jachtige
tijden. Bovendien is er niet echt een duidelijke muzikale of
conceptuele rode draad getrokken doorheen het hele werk. Toch is
het mogelijk, en ik meen te mogen beweren dat de luisteraar het
zich niet zal beklagen. ‘The Octopus’ kent namelijk geen zwak
moment. Het is waar, niet alles blijft even lang hangen en sommige
passages zijn misschien wel een tikkeltje te uitgesponnen of te
zweverig, maar dan nog voel je de passie en blijft de muziek je
gids naar geestelijke bevrediging.
Zulke bedenkingen zijn natuurlijk onderhevig aan persoonlijke
voorkeur, en zeg nu zelf, in eender welke willekeurige batch van
twee uur muziek zal wel een passage aan te stippen zijn waar de
luisteraar kritiek op heeft. Uiteindelijk is je agenda het enige
dat door het luisteren naar ‘The Octopus’ bezwaard wordt. Nergens
wordt je in verleiding gebracht om toch maar te opteren voor je
dagelijkse beslommeringen, het houdt je zonder moeite in zijn
tentakels. Dat komt omdat ‘The Octopus’, hoewel een uitdagend en
veelzijdig opus, erg naturel aanvoelt. Dit is nog eens zo’n album
dat werkelijk de kracht heeft de luisteraar als het ware
chirurgisch uit zijn werkelijkheid te verwijderen en tijdelijk
onder te dompelen in een universum geschapen door de creatieve
bandleden.
Beide schijfjes volgen een gelijkaardig patroon, in het begin
een aantal vlottere, toegankelijker nummers en naar het einde toe
meer uitgesponnen, psychedelische en avontuurlijke tracks. CD1
begint met een uitgesponnen intro; er is echter geen grande
finale op het einde van deel 2. Het slotnummer ‘Forever and
more’ is een psychedelisch stuk met veel effecten die suggereren
dat de eeuwigheid en de rest ergens diep in het heelal te zoeken
zijn. Misschien is dat wel goed want zo is er ook geen belemmering
om direct terug te beginnen met het intro van deel 1.
Na het intro zet ‘Minion’s Song’ de toon voor de rest van het
album. Het is een meanderend, complex nummer met afwisselend ruimte
voor toegankelijke, zelfs groovy gedeeltes en gelaagde
passages die hun geheimen niet gauw prijsgeven. Beide aspecten van
de band worden in diverse songs verder uitgewerkt. ‘Planet of The
Insects’ en ‘Interstellar’ zijn bijvoorbeeld up-tempo stampers met
de fuzz en de groove van het betere stonerwerk.
‘The Wave’ doet soms wat denken aan klassieke heavy metal, in ieder
geval het hardste nummer van de 16. ‘The Sick Rose’ is ook een
hard nummer maar met de complexiteit en de gesloten sfeer die we
kennen van Tool.
Voor heel wat nummers blijft het hardere repertoire echter
grotendeels onaangebroken. ‘Bloodtest’ is een traag nummer dat een
ongemakkelijke sfeer verspreidt. Het tweede deel van ‘White Horses
At Sea // Utopian Daydream’ is een instrumentaal pianostuk. Wel
grappig eigenlijk dat op ieder van de twee cd’s een nummer met
dubbele titel staat. Op schijf 2 is dat ‘Oscar Night // Embryo’.
Ook hier is het een rustig nummer, deel 1 zijnde akoestisch
gitaargepingel en deel 2 ambientgespiel. De titeltrack zelf is voor
het grootste gedeelte broeierig en rustig maar kent een paar
onverwacht scherpe erupties. Ja, ook dat kunstje beheersen ze.
De twee uren van ‘The Octopus’ vormen een veelzijdig, gevarieerd
maar veeleisend werkstuk. Wat me bovenal verbaast is hoe Amplifier
er in geslaagd is om het als een coherent geheel te laten klinken
en toch niet (te vaak) in herhaling te vallen. Het mocht van mij
korter zijn, dan kon ik er vaker naar luisteren, maar ik durf geen
enkel nummer te nomineren voor schrapping. Doorheen het scala van
geluiden, sferen en emoties blijf je steeds de liefde voor het vak
van deze muzikanten horen, een herwonnen liefde, als ik de bio goed
interpreteer. Ook de liefde van de muziekfans zullen ze hiermee
terugwinnen, toch van het cohort dat nog bereid is om voldoende
tijd uit te trekken voor een nieuwe ontdekking. Want ook voor de
oude fans van Amplifier zal ‘The Octopus’ toch heel wat nieuwe
ontdekkingen inhouden. Er zijn ook wel een paar objectieve puntjes
van kritiek te leveren maar eerlijk gezegd, tegen dat die je
aandacht opeisen heb je al zoveel tijd aan ‘The Octopus’ gegeven
dat ze zeer verschoonbaar zijn. Ontdekking en uitdaging, laat dat
de kernwoorden zijn van dit unieke prog/rock/metal chef
d’oeuvre. Wil je dat niet missen, rep je dan naar de website
van de band want andere kanalen zijn er (voorlopig) niet om aan
deze dubbelaar te geraken.