Mode d’emploi: diep ‘Amnesiac’ (Radiohead) op uit je
platenkast, forward naar track vier – te weten ‘You and
whose Army’ -, druk play en tover een eenzame palmboom
voor je geestesoog. Stel je dan voor hoe tijdens de melancholische
aanhef van de song de camera langzaam wegpant van die boom
en na enkele tellen zoeken een trosje Libanese jochies vindt. Geen
vredig tableau, weliswaar: de knapen worden door militairen kordaat
crewcut geschoren en op de klankband perst Thom York er
een klagelijke come on uit. Pas dertig seconden onderweg
en je krimpt een eerste keer ineen. Perfect in tune met de
aanzwellende soundtrack volgt dan een montage van energieke
travels die het touchante tafereel langs alle kanten
beschijnen. Pas wanneer de drums aanheffen, houdt de camera opnieuw
halt: centraal in het kader een van de getrimde ventjes. Gelaten
staart hij de lens in en een erg trage zoom zuigt je naar zijn
pijnlijk priemende ogen. Anderhalve minuut ver zijn we, en je maag
heeft zich definitief in een knoop genesteld. Nope, niet
om te lachen, ‘Incendies’.
Na die machtige intro snijden we naar Canada, waar notaris Lebel
de tweeling Jeanne (Mélissa Désormeaux-Poulin) en Simon (Maxim
Gaudette) het testament van hun moeder voorleest. Hij overhandigt
hen ook – nice suprise – een koppel brieven: een voor hun
vader, die ze dood waanden, en een voor hun broer, van wiens
bestaan ze niets afwisten. Vanaf dan ontwikkelen zich twee
parallelle verhaallijnen die elkaar in de rest van de film op
meesterlijke wijze zullen ondersteunen. Enerzijds is er de
zoektocht van vooral Jeanne naar haar vader en broer, een queeste
waarvoor ze naar het Midden-Oosten trekt en die haar dingen leert
over haar familiegeschiedenis waar zelfs de Pandy’s vreemd van
zouden opkijken. Anderzijds toont een rist rauwe flashbacks ook de
lotgevallen van moeder Nawal (Lubna Azabal): zij werd na een
zondige zwangerschap uitgespuwd door haar familie en gedwongen haar
kind af te staan. Wanneer tien jaar later een allesverwoestende
oorlog losbarst, probeert ze wanhopig haar verloren zoon terug te
vinden. Zo ontvouwt zich een dubbele helletocht die moeder en
dochter langs precies dezelfde troosteloze decors voert en
stapvoets de immense trauma’s openbaart die in dat uiteengereten
landschap gebetoneerd zitten.
De plot is ontleend aan een toneelstuk – inderdaad, vandaar die
opdeling in vijf akten – van de Canadees-Libanese schrijver
slash theatermaker Wajdi Mouawad. Hoewel de republiek
nergens bij naam genoemd wordt, is de hele historie dan ook
duidelijk geënt op de Libanese burgeroorlog. Behalve in het derde
kwart, dat al te hard probeert de finesses van dat gelaagde
conflict uit te leggen, overstijgt de film evenwel de status van
politiek pamflet. Toch zijn het mede die verwijzingen naar de harde
realiteit van het Midden-Oosten die ‘Incendies’ tot een universeel
epos maken: ze geven de film met name meer slagkracht en maken de
tragiek van de personages des te bijtender. En zo gaan de intense
gevoelens van Nawal, Jeanne en Simon al snel ongenadig aan je
ribben kleven, vanwaar ze vrij spel hebben om dolk na dolk in je
ontvelde hart planten. En hoewel dat nu niet bepaald deugd doet, is
dat toch vooral genieten. Want ’t is verdomme een straffe film, dat
hij je zo snoeihard weet te raken.
Minstens even genietbaar is de vormgeving. Chef de
photographie André Turpin slaagt erin voldoende gewicht in de
beelden te leggen zonder ooit vervelend te worden: statische shots
waar het hoort, verdiepende slow-motion als het kan en snellere
passages wanneer het even moet. Meest efficiënt zijn wellicht de
langzame zoom ins op dramatisch beladen details, zie
bijvoorbeeld die opengesperde kijkers van het gejarheade
gastje tijdens de machtige openingssequentie. Doorheen de film
slaat diezelfde stijlgreep meermaals toe, meestal vergezeld van een
stevige streep Radiohead, en keer op keer wordt je strottenhoofd
dan tot pulp geknepen. Gewaagde muziekkeuze, overigens, want in
combinatie met zwartgallige taferelen zouden de canto’s van York –
de man van wie verteld wordt dat hij zijn teksten schrijft door
willekeurige zinnen uit tijdschriften te knippen en deze vervolgens
at random aan elkaar te plakken – al eens naar goedkoop
sentiment kunnen ruiken. De songs worden hier echter nooit on
the nose ingezet, waardoor zo’n gratuit videoclipeffect
gelukkig uitblijft.
Ook erg te pruimen: het acteerwerk. Vooral de Belgische Lubna
Azabal – Marokkaanse vader en Spaanse moeder, maar voor het overige
een echte ket – schittert als Nawal. Zoals dat te vaak gaat met
Waalse talenten, maakte deze mysterieuze schone tot nu toe vooral
furore in Frankrijk (‘Loin’, ‘Les temps qui changent’, ‘Exils’).
Een jaar of twee geleden was er in ons patattenland wel al wat te
doen om haar optreden in Ridley Scotts ‘Body of Lies’, maar er
moest een geldprijs van vijfentwintigduizend dollar (beste actrice
op het filmfestival Abu Dhabi) voor deze rol aan te pas komen
vooraleer de inlandse pers haar echt in de armen sloot. Binnenkort
treedt ze overigens ook aan in ‘Coriolanus’, het regiedebuut van Ralph ‘Twee ogen zo blauw’
Fiennes, dat in Berlijn in première gaat. Daarnaast doet ook
Mélissa Désormeux-Poulin dat lang niet slecht als Jeanne: haar
kreet en façade wanneer ze aan het eind van de film alle eindjes
aan elkaar knoopt, dat is van het meest beklijvende dat wij ooit op
het zilveren scherm hebben mogen aanschouwen.
Terwijl de volledige cast en crew je in bedwang houden, deelt
Denis Villeneuve met ‘Incendies’ een visuele en emotionele uppercut
uit waarvan je bakkes enkele dagen op halfzeven staat. Vanaf het
eerste belsignaal haalt deze prent je vel open, krabt hij zich een
weg richting je merg en been om dan net voor affluiten een voet
tegen je borstkas te planten, alle lucht uit je longen te persen en
je finaal tegen het canvas te doen gaan. De film timmert je met
andere woorden zo hard op je snufferd, dat je er – om het eens in
’t schoon Gents te zeggen – drei doage broane ziepe van
schijt.