Tijdens de laatste tien jaar is het eerder regel dat
uitzondering geworden dat Duitse filmmakers hun eigen recente
verleden onder de loep nemen: ‘Der Untergang’, ‘Sophie Scholl’,
‘Das Leben der Anderen’ en nog een resem andere prenten speelden
zonder al te veel poespas of taboes in op de trauma’s van WO II en
de Koude Oorlog daarna. Wat natuurlijk allemaal goed wel is als je
dat doet zestig jaar na de feiten (of neem nu nog twintig jaar in
het geval van ‘Das Leben der Anderen’). Je kijkers hebben afstand
kunnen nemen van de echte gebeurtenissen – de emotionele
betrokkenheid die ze voelen bij je film, is degene die jij er zelf
hebt ingelegd en (in de meeste gevallen) niét het resultaat van
persoonlijke ervaringen. Dat was wel even anders toen Bernhard
Wicki in 1959 ‘Die Brücke’ maakte, een – naar de normen van die
tijd – confronterend drama over een stel kindsoldaten dat in 1945
op het Duitse platteland een strategisch totaal onbelangrijke brug
moet bewaken. Quasi iedereen in het publiek van die tijd had de
Tweede Wereldoorlog bewust meegemaakt. Wicki legde hier zijn vinger
niet zozeer op een zere plek, als wel op een open wonde. Hij
benadrukte de totale futiliteit van een oorlog die het leven had
gekost aan een familielid of vriend van 99 procent van zijn
publiek.
Andere films van die periode waren opmerkelijk milder in hun
aanpak: het was de tijd van het Wirtschaftswunder, met een
enorme economische bloei, en de cinema probeerde over het algemeen
de moed erin te houden. Met als gevolg een groot aantal
Heimatfilms, waarin simplistische liefdesverhaaltjes
werden verteld, meestal tegen de setting van de één of andere
fotogenieke berg, en apolitieke oorlogsverhalen, waarin
heldhaftige, humane Duitse soldaten werden getoond, die vast zaten
in een onmenselijk systeem waar ze zelf een hekel aan hadden. (In
dat laatste valt trouwens een interessante parallel te trekken naar
de manier waarop de Amerikanen momenteel films maken over de
Irakoorlog: dat de oorlog fout is, wordt algemeen erkend, maar de
soldaten zelf staan meestal boven alle verdenking, als nobele
individuen die er ook niets aan kunnen doen.)
‘Die Brücke’ was één van de weinige Duitse films van die periode
die internationale aandacht kreeg, onder andere omdat hij brutaler
van toon was dan de overige oorlogsfilms. Het vermijden van
politieke statements blijft sowieso van kracht: de naam Hitler
wordt nooit uitgesproken en de doctrines van de Nazipartij spelen
uiteindelijk geen grote rol in het drama. (Er is maar één nevenplot
die er naar verwijst: de vader van één van de jongens is een nazi,
die op de vlucht gaat voor de geallieerden en bijgevolg gehaat
wordt door zijn zoon.) Wat Wicki in kaart brengt, is echter de
morele en uiteindelijk ook fysieke vernietiging van enkele
onschuldige kinderen. En dat doet hij zo grafisch, tijdens een
indrukwekkend laatste half uur, dat de geruststellende dimensie van
andere oorlogsfilms uit die periode volledig verloren gaat.
Voor het zover is, valt het op hoe Wicki zich tijdens het eerste
uur concentreert op de notie van mannelijkheid onder de jongens.
Alle zeven de hoofdpersonages zijn 15 à 16 jaar oud, en geobsedeerd
door moed en fysieke kracht. In hun klas hebben ze een kaart met de
frontlinies er op gespeld, en allemaal hebben ze hun eigen
strategie om de Amerikanen en de Russen terug te drijven. De beste
zijn in sport is levensbelangrijk. Wanneer de jongens worden
opgeroepen om het leger in te gaan, zijn ze extatisch, omdat ze nu
een kans zullen krijgen om hun moed te bewijzen. Mannelijkheid
wordt door hen gelijkgesteld met kracht en het vermogen om te
vechten. Wat begrijpelijk is, want ondertussen zien we dat ze zich
hulpeloos onzeker voelen over hun seksualiteit. Eén van hen, Karl,
is verliefd op de assistente van zijn vader, die kapper is, en zijn
wereld stort in wanneer hij ontdekt dat zijn ouweheer zelf een
affaire met haar heeft. Zijn woede richt zich niet op zijn vader,
maar op de vrouw. Een andere jongen, Karl, wordt achterna gezeten
door zijn klasgenote Franziska, maar hij schijnt haar gevoelens
niet te begrijpen, of in ieder geval niet te weten hoe hij ermee
moet omgaan. Net zoals hele generaties jongetjes voor en na hen,
begrijpen de jongens van ‘Die Brücke’ helemaal niets van het andere
geslacht. Voor staat “een man zijn” gelijk aan “een soldaat
zijn”.
En daar komen ze niet ver mee. Tijdens de laatste dertig minuten
haalt Wicki alles uit de kast om de confrontatie van de jongens met
de Amerikanen in beeld te zetten. De regisseur is niet vies van wat
sentiment op zijn tijd, maar je kunt de zintuiglijke kracht van
deze laatste akte moeilijk ontkennen. Het duurt niet lang voordat
de eerste doden vallen, en de overlevenden op hun moeder zitten te
roepen. Maar zelfs wanneer het duidelijk is dat ze allemaal zullen
sterven als ze bij de brug blijven, is er geen sprake van om te
deserteren – hoewel niemand hen tegenhoudt. Het resultaat is een
slachtpartij, die wordt afgerond met een gortdroge tekst: “Dit
gebeurde op 27 april 1945. Het was zo onbelangrijk dat het in geen
enkel militair communiqué werd vermeld”.
Voor 1959 was dat zware kost, en de thema’s van ‘Die Brücke’
blijven ook nu boeiend en relevant. Een andere vraag is of de film
anno 2011 ook overeind blijft als drama. Het was wellicht
onvermijdelijk dat de prent enigszins verouderd zou overkomen.
Wicki legt bepaalde emoties er wat al te dik op – let bijvoorbeeld
op de panische reactie van Klaus wanneer hij zijn vader ziet
rotzooien met zijn assistente – en wie enige subtiliteit verwacht
in de boodschap van een film, is hier aan het verkeerde adres.
Wicki heeft een duidelijke agenda, en hij pusht die
genadeloos. Anderzijds zijn de technische aspecten van de film nog
steeds overtuigend. De verdediging van de brug is knap in scène
gezet en we krijgen een aantal shots die echt memorabel zijn. Denk
maar aan een bovenaanzicht van de helmen van de zeven jongens – een
desoriënterend beeld, dat benadrukt dat de jongens nu geen
individuen meer zijn. Als soldaat zijn ze even anoniem geworden als
de helmen op hun hoofd.
In overeenstemming met de stijl van de film, zijn de
acteerprestaties van de jonge hoofdrolspelers ook erg nadrukkelijk
– er zitten een paar gevalletjes van overacting in die kunnen
tellen. Maar goed, melodrama is dan ook de dominante toon van de
hele prent. Zoals wel meer films die ondertussen een respectabele
leeftijd hebben bereikt, heeft ‘Die Brücke’ een narratieve stijl
die naar huidige normen te groots, te theatraal is. Maar wie daar
doorheen kan kijken en de film kan aanvaarden op zijn eigen
voorwaarden, krijgt er een sterk, intelligent drama voor in de
plaats, dat nog altijd zinvolle dingen te zeggen heeft.