Vroeger was alles beter. Of het was toch makkelijker, zeker voor de metalmuzikant. Lang haar en een leren jekker volstond. Een paar gelijkgezinden vinden, veel luisteren naar Sabbath en Priest en je was vertrokken. Zingen over magiërs en hete wijven. Of, als het moest shockeren, wat erin steken over scatologie. Desnoods citeren uit de Winkler Prins Medische Encyclopedie.
Metal, dat was jarenlang het domein van de outcasts, het krapuul, de échte DIY-spirit. Punk was immers snel geannexeerd door de Politiek Correcte Liga, door de kunstenaars, de intellectuelen en de academici die het konden inschakelen in een discours dat via literair experiment en politieke rebellie vorm kreeg. Punk was altijd al cool. Metal bleef intussen sudderen in z’n lichaamsvochten en mis begrepen en asociale, om-zich-heen-schoppende agressie. Metal was puur en evil. Zeker achterwaarts. Helaas kwam ook daar een einde aan.
De mannen met het diploma kregen plots een voet tussen de deur. De jongens met het korte haar, die stelen en zuipen enkel kenden van horen zeggen en effectief wisten wat dat dure Latijn betekende. Metal was plots minder fout. De tikfouten verdwenen uit de liner notes, de teksten kwamen rechtstreeks uit cursussen filosofie en sociologie, hoezen werden kunstwerkjes en typografie verschoof van ronduit mottig naar gestileerd en creatief. Titels gingen een loopje nemen met grammatica en logica. Gingen verwarren. Metal werd cerebraal, beredeneerd, losgerukt van het simpele onderbuikgevoel. Soms werd zelfs ‘jazz’ erbij gesleept.
Allemaal niet zo’n ramp, maar het zorgt ervoor dat we dat hedendaagse kabaal allemaal wat inwisselbaar vinden, zo ontdaan van die vieze randjes. Hedendaagse metalheads hebben meer dan ooit de technische skills en de juiste tattoos, zeker als ze zich ophouden in die postmetalmilieus waar alleman een diploma te veel lijkt te hebben en iets lijkt te doen met grafisch design, dus het was met een forse dosis argwaan dat we 2: As Zeitgeist Becomes Profusion Of The I (ai) van het Italiaanse Viscera/// (ouch) in de cd-lade stopten. Niet weer zo’n zootje hoogopgeleide kabaalmakers die vies zijn van een simpele riff zeker?
Wel ja. En toch niet helemaal. Het is er allemaal: het stijlvolle design (écht indrukwekkend), de vaag poëtisch aandoende teksten die flirten met gewichtige thema’s en een eclectische stijl die de werelden van de postmetal en de mathcore probeert te verzoenen met die van de melodieuze rock-‘n-roll en experiment. Op die manier krijg je bijzonder sterk uitgewerkte, perfect in elkaar gestoken songs die hier en daar strooien met vage verwijzingen naar hardrock (na een paar seconden denk je meteen al aan Thin Lizzy – bonuspunten!), de trukendoos van de postmetal én -rock bovenhalen en nu en dan aanleunen bij 90s rock en dronemetal.
Deze vier songs, samen goed voor een dikke veertig minuten, getuigen alleszins van bagage. De vier van Viscera/// hebben tijd en werk in deze plaat gestoken: de puzzelstukken worden naadloos aan elkaar gelijmd, er wordt naar hartenlust gespeeld met gitaargeluiden en -effecten en groepstextuur, een zacht/luid-dynamiek en een hele variëteit aan zangstijlen, van (soms ietwat foute) melodieuze zang die soms verrassend sterk naar de lijzige, met effecten behandelde Linkin Park/Incubus-stijl gaat, en op andere momenten meer aansluiting zoekt bij het briesende hardcoreverleden. Op z’n meest hectisch neigt het bij Viscera//// soms naar de richting van Coalesce, Knut en co.
Die stilistische schizofrenie, die het best lijkt te werken in het tweeluik “Hands In Gold”/”Um Ad-Dunia”, wordt hier op capabele manier in evenwicht gehouden, al is het dan met de bedenking dat minder gewillige luisteraars vermoedelijk gaan afhaken. Voor de hardcorefanaten zijn de lange instrumentale rustpunten en de radiorijpe brokken vast niet heftig genoeg, terwijl de occasionale brute uitspatting voor de gemiddelde postmetalliefhebber dan weer te hardcore zal zijn. Je kan je bovendien niet van de indruk ontdoen dat de band zichzelf op sommige momenten een beetje voorbij lijkt te snellen en de songs best iets korter gehouden had.
Kortom: 2: As Zeitgeist Becomes Profusion Of The I biedt een geslaagde wisselwerking tussen de uiteenlopende invloeden en is overduidelijk het product van muzikanten die hun stiel ernstig nemen, maar daar wringt het net ook een beetje. Het album voelt net wat té beredeneerd en door zichzelf opgeslorpt aan, mist daardoor een beetje ziel en als je aan het einde van de rit geraakt, dan zal vooral ook het formele aspect bijgebleven zijn. Het past allemaal erg goed in elkaar, maar of het ook iets gaat kunnen overbrengen is nog een andere zaak.